Overwegende dat de gouverneur bij besluit van 12.10.2022 de jaarrekening over het financiële boekjaar 2021 definitief heeft goedgekeurd waarbij de bedragen geconsolideerd dezelfde zijn gebleven zoals vastgesteld in de raadsbeslissing d.d. 23.06.2022;
Art. 1. - De Raad neemt kennis van de goedgekeurde jaarrekening 2021.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief KB ABB 2019/2 over de gemeentefiscaliteit;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Op voordracht van het college van burgemeester en schepenen;
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2023 en tot 31 december 2023 wordt ten behoeve van de gemeente, onder de navolgende voorwaarden, een belasting geheven op de afgifte van getuigschriften en andere stukken. De belasting valt ten bezware van de personen of instellingen aan wie deze stukken door de gemeente op verzoek of ambtshalve worden uitgereikt.
Art. 2. - De bedragen van de belasting worden als volgt bepaald:
a. Op de afgifte van identiteitskaarten “Europees model”:
b. Op de afgifte van elektronische identiteitskaarten:
c. Op de afgifte van elektronische verblijfsbewijzen voor vreemdelingen:
d. Op de afgifte van rijbewijs:
f. Op de afgifte van reispassen en reistitels (biometrische paspoorten):
g. Voor afleveren van inlichtingen onder vorm van lijsten inhoudende namen en adressen van inwoners, eventueel geselecteerd per leeftijdscategorie:
Deze inlichtingen kunnen enkel afgeleverd worden, indien deze niet in strijd zijn met de algemene verordening gegevensbescherming.
h. Wanneer aanmaningen voor facturen dienen verstuurd te worden, worden volgende tarieven aangerekend:
i. Voor opzoekingswerk door gemeentepersoneel uit de bevolkingsregisters en uit de registers van burgerlijke stand, voor genealogische, historische of wetenschappelijke doeleinden:
Opzoekingen uit de bevolkingsregisters jonger dan 120 jaar en uit de register van burgerlijke stand, overlijdens jonger dan 50 jaar, huwelijken jonger dan 75 jaar, geboortes jonger dan 100 jaar, enkel mits voorlegging toestemming van de persoon zelf of, indien overleden, een erfgenaam.
Er is vrijstelling van belasting voor opzoekingen door of in opdracht van de heemkundige kringen van de gemeente Moorslede.
j. Voor afleveren van fotokopies op vraag van de burger:
De retributie wordt niet geïnd voor opzoekingen en stukken bestemd voor gerechtelijke overheden, openbare besturen en instellingen voor sociaal en openbaar nut of die volgens de wetsvoorschriften kosteloos moeten verstrekt worden.
Art. 3. - De belasting wordt geheven op het ogenblik van de afgifte van het belastbare stuk. De aan de belasting onderworpen personen of instellingen die een verzoek tot het bekomen van een of ander stuk indienen, moeten op het ogenblik van hun aanvraag het bedrag van de belasting in bewaring geven indien dit document niet onmiddellijk bij de aanvraag kan afgegeven worden.
Bij verzending of verzoek tot verzending van de stukken zullen alle verzendingskosten teruggevorderd worden, zelfs als de afgifte kosteloos is.
De belasting wordt contant ingevorderd tegen afgifte van een kwitantie of vignet. Bij gebrek aan onmiddellijke betaling of kwijting binnen de voorgeschreven termijn, wordt de belasting ingevorderd bij middel van een kohier overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Art. 4. - Zijn van de belasting vrijgesteld:
Art. 5. - Vrijstelling te verlenen van de gemeentebelasting op afgifte van administratieve stukken aan werkzoekenden en sollicitanten.
De vrijstelling mag enkel gelden ten voordele van al dan niet uitkeringsgerechtigde werklozen, pas afgestudeerden, laatstejaarstudenten, leerlingen van het laatste jaar secundair onderwijs en werkzoekende personen van wie het enig inkomen het bestaansminimum is.
De belanghebbende personen zelf dienen het bewijs te leveren dat ze voor de vrijstelling in aanmerking komen en dat de bescheiden waarvoor ze de belastingvrijstelling vragen, bij het solliciteren nodig zijn.
Art. 6. - De belasting is niet toepasselijk op de afgifte van stukken, die krachtens een wet, een koninklijk besluit of een overheidsverordening reeds aan de betaling van een recht ten behoeve van de gemeente onderworpen is. Uitzondering wordt gemaakt voor de rechten die met het afgeven van reispassen belaste gemeenten ambtshalve toekomen.
Art. 7. - Zijn van de belasting vrijgesteld de gerechtelijke overheden, de openbare besturen en de daarmede gelijkgestelde instellingen, alsook de instellingen van openbaar nut en nutsmaatschappijen.
Art. 8. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Overwegende dat de gemeenteraad bevoegd is op basis van artikel 40 en 41 van het decreet lokaal bestuur;
Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;
Overwegende dat het de bevoegdheid is van de gemeenteraad om belastingreglementen vast te stellen, op te heffen of te wijzigen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal van onderzoek, waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2023 voor een termijn eindigend op 31 december 2023 wordt een contant te betalen belasting geheven op:
Parkeren in blauwe zones
Art. 2. - De contante belasting 'naheffing blauwe zone' is van toepassing in zones met beperkte parkeertijd (blauwe zones) en op de openbare weg met blauwe zonereglementering overeenkomstig art. 27.1 en 27.2 (KB van 1/12/75 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg).
Art. 3. - De belasting 'naheffing blauwe zone' kan vastgesteld worden, indien niet aangeduid op de signalisatie, tijdens de periode van 9.00 uur tot 18.00 uur, behoudens op zon- en feestdagen (indien niet anders aangeduid op de signalisatie). In de andere gevallen is de belasting vaststelbaar tijdens de periode aangeduid op de signalisatie. Tijdens deze periodes is de belasting verschuldigd van zodra de toegestane parkeerduur is overschreden of wanneer de bestuurder de richtlijnen inzake het gebruik van de parkeerschijf, met uitzondering van het bedrog van de parkeerschijf, niet heeft nageleefd.
Deze belasting bedraagt € 25,00.
Parkeren op parkeerplaatsen waar de parkeerduur beperkt wordt tot 15 min
Art. 4. - De contante belasting 'naheffing extra kortparkeren' is van toepassing op plaatsen aangeduid door de signalisatie fig. E9a met onderbord 'max. 15 min.' overeenkomstig art. 70.2.1.3°.a) (KB van 1/12/75 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg).
Art. 5. - De belasting 'naheffing extra kortparkeren' kan vastgesteld worden, indien niet aangeduid op de signalisatie, tijdens de periode van 9.00 uur tot 18.00 uur, van maandag tot en met zondag, (indien niet anders aangeduid op de signalisatie). Tijdens deze periodes is de belasting verschuldigd van zodra de toegestane parkeerduur is overschreden.
Deze belasting bedraagt € 25,00.
Algemene bepalingen
Art. 6. - De personen met een handicap, houders van een speciale kaart uitgereikt door een officiële instelling overeenkomstig het ministerieel besluit van 7 mei 1999, worden vrijgesteld van de belasting 'naheffing blauwe zone' en 'naheffing extra kortparkeren' en elke parkeerduurbeperking op voorwaarde dat deze kaart zichtbaar is aangebracht op de binnenkant van de voorruit van het voertuig of als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig. De vervaldatum van de kaart moet zichtbaar zijn voor controle (art. 27.4 KB van 1/12/75 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer).
Art. 7. - De naheffing is verschuldigd door de houder van de nummerplaat.
Art. 8. - De contante belasting wordt betaald:
Art. 9. - Bij niet-betaling van deze contante belasting, wordt de belasting een kohierbelasting. Het kohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 10. - De officiële feestdagen zijn: Nieuwjaar (1 januari), Paasmaandag, Feest van de Arbeid (1 mei), O-L-H Hemelvaart, Pinkstermaandag, Feest van de Vlaamse Gemeenschap (11 juli), Nationale Feestdag (21 juli), O-L-V Hemelvaart (15 augustus), Allerheiligen (1 november), Wapenstilstand (11 november) en Kerstdag (25 december).
Art. 11. - De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, en wijzigingen, betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 12. - In geval van niet-betaling na de laatste aangetekende waarschuwing zal worden overgegaan tot gerechtelijke invordering van de parkeerbelasting.
Art. 13. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening kan enkel gebeuren door verzending. De indiening moet op straffe van verval gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen de vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden, moet dit uitdrukkelijk vragen in zijn bezwaarschrift.
De invordering van de belasting wordt in het geval van de in het eerste lid bedoelde betwisting opgeschort totdat het college van burgemeester en schepenen een beslissing genomen heeft.
Art. 14. - Deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, met latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA), met latere wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief KB ABB 2019/2 over de gemeentefiscaliteit;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Er wordt voor een termijn van 1 jaar, beginnend op 1 januari 2023 en eindigend op 31 december 2023 een gemeentebelasting gevestigd op de verspreiding van niet-geadresseerde drukwerken en van gelijkgestelde producten, ongeacht ze in brievenbussen worden gedeponeerd of op de openbare weg worden verspreid.
Onder gelijkgestelde producten wordt onder meer verstaan: alle stalen en reclamedragers, door de adverteerder aangeboden, die diensten, producten of transacties doen gebruiken, verbruiken of aankopen.
De opsomming is niet limitatief.
Collectieve adresaanduiding per straat of gedeeltelijke adresvermelding wordt niet beschouwd als zijnde geadresseerd.
Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de fysieke persoon of rechtspersoon die de opdracht gaf aan de drukker om te drukken, of die opdracht gaf om het gelijkgestelde product te produceren.
Wanneer deze persoon niet gekend is, is de belasting verschuldigd door de persoon die op het drukwerk als verantwoordelijke uitgever wordt vermeld.
De drukker en de fysieke of rechtspersoon onder wiens naam, handelsnaam, logo of embleem het drukwerk of product wordt verspreid zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Art. 3. - De tarieven bedragen:
Per verspreiding bedraagt de heffing minimum € 12,5.
Art. 4. - Er is een vrijstelling van belasting:
Er is vrijstelling van belasting voor drukwerken en gelijkgestelde producten van socio-culturele en sportverenigingen, erkende gemeentelijke verenigingen en vormings- en onderwijsinstellingen.
Art. 5. - De belastingplichtige moet binnen de veertien dagen na de verspreiding aangifte doen bij het gemeentebestuur. Deze aangifte bevat alle noodzakelijke inlichtingen voor het vestigen van de aanslag en een specimen van het verspreide drukwerk of het gelijkgesteld product.
Ingeval van periodieke verspreidingen kan een aangifte binnen de veertien dagen na de eerste verspreiding, ook gelden voor de daaropvolgende verspreidingen tijdens hetzelfde aanslagjaar. In dit geval, kan de belastingplichtige tussen 1 en 15 december een regularisatie-aangifte voor het ganse aanslagjaar indienen.
Art. 6. - Bij gebreke van een aangifte binnen de in artikel 5 vastgestelde termijn of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingschuldige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Art. 7. - De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 8. - De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 9. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd.
De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Art. 10. - De bekendmaking gebeurt overeenkomstig artikel 286 DLB en de toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking conform artikel 330 DLB.
Gelet op artikel 170§4 van de grondwet;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op de Vlaamse Codex Wonen van 2021, artikel 2.9 tot en met 2.14;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur waarin de bepaling over het leegstandsregister te vinden is;
Gelet op het reglement betreffende de registratie van leegstaande gebouwen en woningen;
Overwegende dat de Vlaamse Codex Wonen die de gemeente aanstelt als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 2018 over het lokaal woonbeleid o.a. houdende subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, dat gemeenten oplegt om leegstaande woningen en gebouwen op te nemen in een register conform artikel 202, 1°, van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 27 juni 2019 waarin deze besliste om deel te nemen aan het project lokaal woonbeleid ‘Woondienst Regio Roeselare’ en om het projectvoorstel waarin de opmaak, opbouw, beheer en actualisering van het leegstandsregister inbegrepen is door het IGS van Woondienst Regio Roeselare goed te keuren;
De Vlaamse Codex Wonen stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Het is wenselijk dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbaar patrimonium voor wonen ook optimaal benut wordt. Op basis van het decreet grond en pandenbeleid kunnen gemeenten een register van leegstaande woningen en gebouwen bijhouden. De langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden. Een gemeentelijk reglement dient aangenomen te worden waarin de indicaties van leegstand en de procedure tot vaststelling van de leegstand worden vastgesteld. De strijd tegen de leegstaande woningen en/of gebouwen zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een inventarislijst ook daadwerkelijk belast worden. De vrijstellingen van inventarisatie en/of belasting die in dit reglement zijn opgenomen sluiten het best aan bij de noden en het beleid van de gemeente.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement gelden onder meer de begripsomschrijvingen van het artikel 1.2 van het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, dat in dit reglement ‘het Grond- en Pandendecreet’ wordt genoemd.
Voor de toepassing van dit reglement wordt specifiek volgende definitie verstaan onder:
1° Administratie: De gemeentelijke administratieve eenheid en/of intergemeentelijke administratieve eenheid, Woondienst Regio Roeselare, die door de gemeenteraad wordt belast met de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister.
2° Beroepsinstantie: Het college van burgemeester en schepenen.
3° Beveiligde zending: Eén van de hiernavolgende betekeningswijzen:
4° Gebouw: Elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2,1° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.
5° Kamer: Een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.
6° Inventarisatiedatum: De datum waarop het gebouw en/of woning voor de eerste maal in het leegstandsregister wordt ingeschreven.
7° Leegstaand gebouw: Een gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw.
De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan uitgereikte omgevingsvergunning of meldingsakte zoals vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.
Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
8° Leegstaande woning: Woning die gedurende een periode van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie.
9° Leegstandsregister: Het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen als vermeld in artikel 2.2.6 van het decreet betreffende het Grond- en Pandenbeleid.
10° Leegstand bij nieuwbouw: Een nieuw gebouw of een nieuwe woning, wordt als leegstaand beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig zijn functie.
11° Verjaardag: Het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van eerste inschrijving, zolang het gebouw en/of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt.
12° Woning: Een goed vermeld in Art. 1.3 §1, eerste lid 69 ° van de Vlaamse Codex Wonen (elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande).
13° Zakelijk gerechtigde: de houder van één van de volgende zakelijke rechten:
HOOFDSTUK 1. LEEGSTANDSREGISTRATIE
Art. 2. - Leegstandsregister
§ 1. De administratie houdt een leegstandsregister bij. Het register leegstand bestaat uit twee afzonderlijke inventarissen:
Een woning die opgenomen is in de inventaris “ongeschikte en/of onbewoonbaar verklaarde woningen” wordt niet opgenomen in het register leegstand.
§ 2. In elke inventaris worden minimaal de volgende gegevens opgenomen:
1° Het adres van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;
2° De kadastrale gegevens van de leegstaande woning of gebouw;
3° De identiteit en het adres van de zakelijk gerechtigde(n);
4° Het nummer en de datum van de administratieve akte;
5° De indicatie of indicaties die aanleiding hebben gegeven tot de opname.
Art. 3. - Inventarisatie van leegstand
§ 1. De door het college van burgemeester en schepenen of de door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van leegstand belaste personeelsleden, zowel gemeentelijke als intergemeentelijke medewerkers bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeenteheffingen.
§ 2. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerde administratieve akte, waarbij één of meerdere foto’s en een beschrijvend verslag, met vermelding van de indicaties die de leegstand staven, gevoegd worden. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand en geldt als inventarisatiedatum.
§ 3. De vaststelling van leegstand wordt vastgesteld op basis van één of meerdere objectieve indicaties zoals vermeld in de volgende lijst:
1° Administratieve vaststellingen:
2° Onmogelijkheid om de woning te bewonen of het gebouw te gebruiken:
3° Uitwendige indicaties van leegstand:
4° Inwendige indicaties van leegstand:
5° Andere vaststellingen die ter plaatse vastgesteld kunnen worden.
Art. 4. - Kennisgeving van inventarisatie
De zakelijk gerechtigde(n) wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De kennisgeving bevat:
Art. 5. - Beroep tegen inventarisatie
§ 1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in artikel 4, kan een zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende gegevens bevatten:
Als datum van het beroepschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.
Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§ 2. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken wordt beschouwd.
§ 3. Aan de indiener van een beroepschrift wordt een ontvangstbevestiging verstuurd. (en optioneel: Elk inkomend beroepschrift wordt in het leegstandsregister geregistreerd)
§ 4. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk:
§ 5. Als het beroepschrift onontvankelijk is, deelt de beroepsinstantie dit onverwijld mee aan de indiener.
Het indienen van een aangepast of nieuw beroep is mogelijk zolang de beroepstermijn van §1 niet verstreken is.
§ 6. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
§ 7. De beroepsinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na deze van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend.
§ 8. Als de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond verklaard wordt, neemt de administratie het gebouw of de woning in het leegstandsregister op vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand.
Art. 6. - Schrapping uit de gemeentelijke inventaris
§ 1. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden ononderbroken bewoond is of aangewend wordt in overeenstemming met de functie, vermeld in artikel 1.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de woonfunctie. Het effectief gebruik zal blijken uit de inschrijvingen in de bevolkingsregisters of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 1, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
§ 2. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Dit verzoek bevat:
Als datum van het verzoek wordt de datum van de aangetekende verzending gehanteerd.
De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn van orde van twee maanden na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.
Tegen de beslissing over het verzoek tot schrapping kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen volgens de procedure, vermeld in artikel 5.
§ 3. Een woning of een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een omgevingsvergunning voor de herindeling is goedgekeurd én de herindeling is voltooid. Als datum van voltooiing van de herindeling kan genomen worden:
De nieuw gecreëerde entiteiten worden 1 jaar na voltooiing van de herindeling elk afzonderlijk in het leegstandsregister opgenomen als ze blijven leeg staan.
HOOFDSTUK 2. DE BELASTING
Art. 7. - Belasting op leegstaande woningen en gebouwen
§ 1. Er wordt voor het aanslagjaar 2023 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het leegstandsregister. De definities van woningen, gebouwen, leegstaande woning, leegstaand gebouw en leegstandsregister zijn omschreven in artikel 1.
§ 2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister.
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de heffing verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
Art. 8. - Belastingplichtige
§ 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijke gerechtigde over het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op de verjaardag van de opnamedatum. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§ 2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§ 3. In geval van overdracht van het zakelijk recht stelt de instrumenterende ambtenaar de verkrijger van het nieuw zakelijk recht er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister.
De instrumenterende ambtenaar stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan en de identiteitsgegevens van de nieuwe zakelijk gerechtigde.
Art. 9. - Tarief van de belasting
§ 1. De belasting bedraagt:
Indien het gebouw of de woning een eerste termijn van twaalf opeenvolgende maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting:
Indien het gebouw of de woning een tweede opeenvolgende termijn van twaalf maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting:
Indien het gebouw of de woning een derde of langer opeenvolgende termijn van twaalf maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting:
§ 2. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt, vanaf de datum van de 1ste verjaardag.
§ 3. De bedragen van de belasting worden bepaald met inachtname van de voor de berekening van de belasting relevante duur, zonder dat de duur van de al bekomen vrijstelling - wat betreft de bepaling van het bedrag van de belasting – opnieuw in rekening kan worden gebracht. Zodoende dient in het geval van eerdere vrijstelling en latere belasting het tarief verbonden aan de gehele leegstandstermijn te worden toegepast.
§ 4. Bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning wordt het aantal termijnen van twaalf maanden dat een gebouw of woning op de inventaris staat niet tot nul herleid, maar wordt opnieuw vertrokken van het initiële basisbedrag van heffing (d.i. het bedrag dat zogezegd voor het eerste heffingsjaar verschuldigd is).
Dit geldt niet voor overdrachten aan:
Art. 10. - Vrijstellingen
§ 1. Een vrijstelling van de belasting kan aangevraagd worden bij de administratie. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 10§3 en §4 dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.
§ 2. Een beroep tegen het weigeren van de aanvraag tot vrijstelling, kan ingediend worden bij de beroepsinstantie overeenkomstig de procedure in artikel 5.
§ 3. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld:
1° De belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling; deze vrijstelling is beperkt tot 1 woning en blijkt uit een attest afgeleverd door de instelling. De vrijstelling is geldig gedurende drie opeenvolgende jaren, volgend op datum van opname in de erkende ouderenvoorziening of psychiatrische instelling.
2° De belastingplichtige die zakelijk gerechtigde is van één enkele woning, kamer of andere woongelegenheid, bij uitsluiting van enige andere woning. Met dien verstande dat deze vrijstelling maar geldt gedurende 1 belastingsjaar.
3° De belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing; deze vrijstelling is beperkt tot één woning en geldt voor max. drie jaar volgend op de datum van de gerechtelijke beslissing.
4° De belastingplichtige die sinds minder dan twee jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het belastingsjaar dat volgt op het verkrijgen van het zakelijk recht.
Deze vrijstelling geldt niet voor overdrachten aan:
5° De VMSW of de door de VMSW erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, de gemeenten en het OCMW;
Wat betreft de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen:
6° De natuurlijke -en rechtspersonen die zich in een geval van overmacht bevinden; het College van Burgemeester en Schepenen beslist over elk individueel geval; na advies van de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare of een bevoegd ambtenaar van de gemeente.
§ 4. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:
1° Gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.
2° Geen voorwerp meer kan uitmaken van een bouwvergunning/stedenbouwkundige vergunning/omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;
3° Krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument; met dien verstande dat deze vrijstelling maar geldt gedurende één aanslagjaar.
4° Krachtens decreet beschermd is als stads- of dorpsgezicht of landschap, of van een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap; met dien verstande dat deze vrijstelling maar geldt gedurende één aanslagjaar.
5° Vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op datum van de vernieling of beschadiging.
6° Onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt tot één jaar na de ontzegeling.
7° Gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen eerste bouwvergunning, stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor renovatiewerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de bouwvergunning, stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning en per pand slechts éénmaal kan worden aangevraagd.
8° Gerenoveerd wordt blijkens een gedateerde en ondertekende renovatienota waarin minstens een overzicht van de voorgenomen werken en een stappenplan zijn opgenomen waaruit blijkt dat de woning, het gebouw of de andere woongelegenheid bewoonbaar gemaakt wordt, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van maximaal drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de renovatienota.
De renovatienota is niet cumuleerbaar met een vrijstelling op basis van een bouwvergunning, stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning (art.10§4 7°). De renovatienota kan slechts éénmalig per woning ingediend worden, pas na verkoop van de woning, kan de nieuw zakelijk gerechtigde wederom een renovatienota indienen.
Een bevoegde ambtenaar van de gemeente of de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare zijn gemachtigd de opvolging van de werken ter plaatse vast te stellen.
9° Het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het OCMW of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikels 5.82 tot en met 5.90 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Art. 11. - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 12. - Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 13. - Bezwaar
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
Het bezwaarschrift kan via duurzame drager worden ingediend indien het college van burgemeester en schepenen in deze mogelijkheid voorziet.
De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
Art. 14.
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.
Art. 15
Dit reglement treedt in voege op 1 januari 2023 en vervangt het vorige reglement en wordt bekend gemaakt conform artikel 285 en 286 DLB.
Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit, art. 2.5.1.0.1.;
De Vlaamse Codex Wonen stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Het is de opdracht van de gemeenten om de kwaliteit van woningen op het grondgebied van de gemeente te bewaken om het grondrecht op menswaardig wonen van de inwoners van de gemeente te vrijwaren. Het is wenselijk dat de gemeente zelf een belasting invoert op ongeschikte en onbewoonbare woningen, zodat ze maximaal deze opdracht kunnen vervullen.
Vanaf het aanslagjaar 2017 wordt de gewestelijke heffing op ongeschikte en onbewoonbare woningen niet geheven in gemeenten met een eigen belasting op ongeschikte en onbewoonbare woningen teneinde een dubbele heffing te vermijden, mits deze in overeenstemming is met art. 2.5.1.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Het invoeren van een gemeentelijke belasting O/O heeft als doel om de kwaliteit van het woningbestand in de gemeente te verhogen.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING
Art. 1. - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder:
1° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
2° Gewestelijke Inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: De inventaris vermeld in artikelen 3.19 tot en met 3.23 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
3° Inventarisatiedatum: De datum waarop een woning in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen is opgenomen.
4° Woning: Het goed vermeld in Art. 1.3 §1, eerste lid, 66° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
5° Zakelijk gerechtigde: De houder van één van de volgende zakelijke rechten:
HOOFDSTUK 2. BELASTING OP ONGESCHIKTE EN ONBEWOONBARE WONINGEN
Art. 2. - Belastingstermijn en belastbare grondslag
§ 1. Er wordt voor het jaar 2023 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen die opgenomen zijn in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen.
§ 2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning gedurende twaalf opeenvolgende maanden opgenomen is in deze inventaris, of voor woningen die bij de inwerkingtreding van dit reglement reeds op de inventaris waren opgenomen, bij de eerstvolgende verjaardag van de inventarisatiedatum.
Zolang de woning niet is geschrapt uit deze inventaris, blijft de belasting verschuldigd bij het verstrijken van elke opeenvolgende periode van twaalf maanden.
Art. 3. - Belastingsplichtige
§ 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde van de ongeschikte of onbewoonbare woning op de verjaardag van de inventarisatiedatum.
§ 2. Indien er meerdere zakelijk gerechtigden zijn, zijn zij allen hoofdelijk gehouden tot betaling van de totale belastingschuld.
Art. 4. - Tarief van de belasting
§ 1. De belasting bedraagt:
Art. 5. - Vrijstelling
§ 1. Van de belasting is vrijgesteld:
§ 2. Een vrijstelling wordt verleend indien de kamer of de woning:
Art. 6. - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 7. - Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 8. - Bezwaar
§ 1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
§ 2. De indiening en de behandeling van het bezwaar gebeurt volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 9. - Kennisgeving toezicht
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.
Art. 10. - Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in voege op 01 januari 2023 en wordt bekend gemaakt conform artikel 285 en 286 DLB.
Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen;
Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het bestuursdecreet van 7 december 2018;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 2018 over het lokaal woonbeleid o.a. houdende subsidiëring van intergemeentelijk projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, waarbij een gemeente optioneel de actie “verwaarloosde gebouwen en woningen opsporen, registreren en aanpakken” kan uitvoeren;
Gelet op de bepalingen over het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen die terug te vinden zijn in de artikelen 2.15 tot en met 2.20 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 27 juni 2019 waarin deze besliste om deel te nemen aan het project lokaal woonbeleid ‘Woondienst Regio Roeselare’ en om het projectvoorstel waarin de actie ”verwaarloosde gebouwen en woningen opsporen, registreren en aanpakken” inbegrepen is door het IGS van Woondienst Regio Roeselare goed te keuren;
De Vlaamse Codex Wonen stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Het is wenselijk dat op het grondgebied van de gemeente verwaarlozing van woningen en gebouwen voorkomen en bestreden wordt om de verloedering van de leef- en woonomgeving tegen te gaan. Het beleid met betrekking tot verwaarloosde woningen en gebouwen werd overgeheveld van het Vlaamse naar het gemeentelijk niveau, waarbij de gewestelijke registratie en heffing volledig werden opgeheven. Het is wenselijk dat op het grondgebied van de gemeente het beschikbare patrimonium voor wonen optimaal benut wordt. Het is aangewezen om rond woningkwaliteit als gemeente een integraal beleid te voeren met de instrumenten leegstand, verwaarlozing en conformiteit. Gezien de positieve ervaring rond het ingestelde gemeentelijke reglement verwaarlozing van 2017 tot en met 2019, waarbij de vrijstellingen van inventarisatie en/of heffing die in dit reglement zijn opgenomen, het best aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALING
Art. 1. - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder:
1° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
2° Bezwaarinstantie: Het college van burgemeester en schepenen;
3° Gebouw: Het onroerend goed vermeld in artikel 24, 2° van het Heffingsdecreet;
4° Gewestelijke inventarislijst van verwaarloosde gebouwen en/of woningen: De inventarislijst, tot 31 december 2016 vermeld in artikel 28, §1, eerste lid, 1° van het Heffingsdecreet;
5° Gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: De inventaris, sinds 1 januari 2017 vermeld in artikel 26 van het Heffingsdecreet;
6° Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen: Het register vermeld in artikel 3, §1 van dit reglement;
7° Heffingsdecreet: Het decreet van 22 december 1995 en 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen;
8° Registerbeheerder: De gemeentelijke administratieve eenheid en/of intergemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, het beheer en de actualisering van het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen;
9° Registratiedatum: De datum waarop een woning of een gebouw met toepassing van artikel 4 van dit reglement in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen is opgenomen;
10° Woning: Een goed vermeld in artikel 1.3 §1, eerste lid 66° van de Vlaamse Codex Wonen (elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande).
11° Zakelijk gerechtigde: De houder van één van de volgende zakelijke rechten:
HOOFDSTUK 2. REGISTRATIE VAN VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN
Art. 2. - Vaststelling van de verwaarlozing
De door het college van burgemeester en schepenen of de door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden, stellen de verwaarlozing van een woning of een gebouw vast in een genummerde administratieve akte, aan de hand van het model van technisch verslag dat als bijlage is toegevoegd aan dit reglement. Daarbij geldt een gebrek van categorie I voor één punt, van categorie II voor drie punten, van categorie III voor negen punten en van categorie IV voor achttien punten. Er is sprake van verwaarlozing als de indicaties in dit verslag een eindscore opleveren van minimaal 18 punten. Aan het verslag wordt minstens één foto van de woning of het gebouw toegevoegd.
Art. 3. - Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen
§ 1. De gemeente houdt een gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen bij.
In dit register worden minimaal de volgende gegevens opgenomen:
Art . 4. - Registratie van verwaarloosde woningen en gebouwen
§ 1. De registerbeheerder neemt een woning of een gebouw, waarvan is vastgesteld dat het verwaarloosd is, op in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, de vijfde werkdag na het verstrijken van de bezwaartermijn vermeld in artikel 6, §1, tweede lid, 4° of, wanneer een ontvankelijk bezwaar is ingediend, de eerste werkdag die volgt op de beslissing waarbij geoordeeld wordt dat het bezwaar ongegrond is.
§ 2. De registerbeheerder neemt alle in de gemeente gelegen woningen en gebouwen die op 31 december 2016 waren opgenomen in de gewestelijke inventarislijst van verwaarloosde gebouwen en/of woningen, op in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, de vijfde werkdag na het verstrijken van de bezwaartermijn vermeld in artikel 6, §1, tweede lid, 4°, of wanneer een ontvankelijk bezwaar is ingediend, de eerste werkdag die volgt op de beslissing waarbij geoordeeld wordt dat het bezwaar ongegrond is.
§ 3. Een woning die of een gebouw dat opgenomen is in het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen of woningen, kan eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§ 4. Een woning die opgenomen is in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen, kan eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Art. 5. - Kennisgeving van de voorgenomen registratie
Alle zakelijk gerechtigden, zoals bekend bij de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen, worden met een beveiligde zending in kennis gesteld van het voornemen om de woning of het gebouw op te nemen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Deze kennisgeving bevat:
De beveiligde zending wordt gericht aan de woonplaats van de zakelijk gerechtigde(n). Is de woonplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan wordt de beveiligde zending gericht aan zijn verblijfplaats. Is de verblijfplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan vindt de betekening plaats aan het adres van de woning of het gebouw waarop de administratieve akte betrekking heeft.
Art. 6. - Bezwaar tegen de voorgenomen registratie
§ 1. Tegen het voornemen, om een woning of een gebouw op te nemen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, vermeld in artikel 5, kan de zakelijk gerechtigde bezwaar indienen bij de bezwaarinstantie.
Op straffe van nietigheid moet het bezwaarschrift:
1° Ondertekend en gemotiveerd zijn;
2° Met een beveiligde zending worden ingediend;
3° Minimaal de volgende gegevens bevatten:
4° Worden betekend binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de betekening van de beveiligde zending vermeld in artikel 5.
§ 2. Een laattijdig ingediend bezwaar tegen een voorgenomen registratie wordt behandeld als een verzoek tot schrapping als vermeld in artikel 7.
Bij betekening per aangetekend schrijven geldt de datum van verzending als datum van de indiening van het bezwaarschrift.
§ 3. De vaststelling van de verwaarlozing kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
§ 4. Als het bezwaarschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§ 5. De bezwaarinstantie stuurt aan de indiener van een bezwaarschrift een ontvangstbevestiging.
§ 6. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke bezwaarschriften. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.
§ 7. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het bezwaar en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van orde van negentig dagen, die ingaat de dag na de betekening van het bezwaarschrift.
§ 8. Wordt het bezwaar ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw niet opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Art. 7. - Schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen
§ 1. De registerbeheerder schrapt een woning of een gebouw uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen wanneer de zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning of het gebouw geen indicaties van verwaarlozing meer vertoont die bij quotering in het model van technisch verslag, vermeld in artikel 2, 18 punten of meer zouden opleveren. De zakelijk gerechtigde richt hiertoe een schriftelijk verzoek aan de registerbeheerder.
Op straffe van nietigheid moet dit verzoek:
1° Ondertekend en gemotiveerd zijn;
2° Met een beveiligde zending worden ingediend;
3° Minimaal de volgende gegevens bevatten:
Bij betekening per aangetekend schrijven geldt de datum van verzending als datum van de indiening van het verzoek tot schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§ 2. De beëindiging van de staat van verwaarlozing kan aangetoond worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
§ 3. Als het verzoek tot schrapping ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§ 4. De registerbeheerder stuurt aan de indiener van het verzoek tot schrapping een ontvangstbevestiging.
§ 5. De registerbeheerder onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke verzoeken tot schrapping. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.
§ 6. De registerbeheerder doet uitspraak over het verzoek tot schrapping en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen die ingaat de dag na de betekening van verzoek.
Als de kennisgeving vermeld in het eerste lid niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd.
§ 7. Wordt het verzoek ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen. Dedatum van betekening van het verzoek tot schrapping geldt als datum van schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Art. 8. - Beroep tegen weigering tot schrapping
§ 1. Tegen de beslissing tot weigering van de schrapping van een woning of gebouw uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen bij de bezwaarinstantie.
Op straffe van nietigheid moet dit beroep:
1° Ondertekend en gemotiveerd zijn;
2° Met een beveiligde zending worden ingediend;
3° Minimaal de volgende gegevens bevatten:
4° Worden betekend binnen een termijn van 30 dagen die ingaat de dag na de betekening van de weigeringsbeslissing.
§ 2. De beëindiging van de staat van verwaarlozing kan aangetoond worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
§ 3. Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§ 4. De bezwaarinstantie stuurt aan de indiener van het beroep een ontvangstbevestiging.
§ 5. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.
§ 6. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen die ingaat de dag na de betekening van beroepschrift.
Als de kennisgeving vermeld in het eerste lid niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
§ 7. Wordt het beroep ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
HOOFDSTUK 3. BELASTING OP VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN
Art. 9. - Heffingstermijn en belastbare grondslag
§ 1. Er wordt voor het aanslagjaar 2023 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die, gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden opgenomen zijn in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§ 2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning of het gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden opgenomen is in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Zolang de woning of het gebouw niet is geschrapt uit dit register, blijft de belasting verschuldigd bij het verstrijken van elke opeenvolgende periode van twaalf maanden.
Art. 10. - Belastingplichtige
§ 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde op de verwaarloosde woning of het verwaarloosd gebouw op de verjaardag van de registratiedatum.
§ 2. Indien er meerdere zakelijk gerechtigden zijn, zijn zij allen hoofdelijk gehouden tot betaling van de totale belastingschuld.
Art. 11. - Bedrag van de heffing
§ 1. De belasting bedraagt:
De belasting wordt vermeerderd met € 250 per bijkomende nieuwe termijn van twaalf maanden die de woning of het gebouw in het register staat, tot een maximum van € 1.000.
Art. 12. -Vrijstelling
§ 1. Van de belasting is vrijgesteld:
§ 2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:
Art. 13. - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 14. - Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 15. - Bezwaar
§ 1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
§ 2. De indiening en de behandeling van het bezwaar gebeurt volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 16 - Kennisgeving toezicht
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.
Art. 17
Dit reglement treedt in voege op 01 januari 2023 en vervangt het vorige reglement.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het toenemend aantal tweede verblijven op het grondgebied van de gemeente;
Gelet op de lasten hieruit voortspruitend voor de gemeente;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het voorstel van de intergemeentelijke woondienst;
Overwegende dat met de invoer van de leegstandsheffing, de heffing van de tweede verblijven dient geactualiseerd te worden;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Er wordt voor het aanslagjaar 2023 een directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.
Art. 2. - Als tweede verblijf wordt beschouwd, elke private woongelegenheid die niet het hoofdverblijf vormt van de eigenaar of de huurder, maar die wel op elk moment door hem kan worden bewoond. Tweede verblijven zijn landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes, optrekjes en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans, die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger.
§ 1. Als tweede verblijf wordt niet beschouwd:
§ 2. De opsporing en vaststelling van tweede verblijven gebeurt door de bevoegde ambtenaar van de gemeente, aangesteld door het college van burgemeester en schepenen. De opsporing kan tevens gebeuren door een personeelslid, aangesteld door het college van burgemeester en schepenen, van de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare.
De bevoegde ambtenaren van de gemeente zijn gemachtigd de huidige toestand ter plaatse vast te stellen.
Art. 3. - De belasting valt ten laste van diegene die, op 1 januari van het aanslagjaar, gebruiker of zakelijk gerechtigde is van de woning die opgenomen is als tweede verblijf.
Art. 4. - De belasting wordt vastgesteld op € 400.
Art. 5. - De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier, dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 6. - De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 7. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen tegen deze belasting volgens de modaliteiten van het decreet van 30 mei 2008.
Art. 8. - Deze verordening wordt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur toegezonden.
Art. 9. - Deze verordening treedt in voege op 1 januari 2023.
Gelet op het feit dat de gemeente Moorslede en de burgers voortdurend geconfronteerd worden met de plaatsing van en/of onderhoud aan verschillende nutsvoorzieningen op gemeentelijk grondgebied;
Gelet op het feit dat deze nutsvoorzieningen werkzaamheden vergen langs de gemeentelijke wegen en aldus een impact hebben op het openbaar domein;
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op de goedkeuring door de gemeente Moorslede van de Code voor Infrastructuur- en Nutswerken langs gemeentewegen die tot doel heeft een snelle en vlotte uitvoering van de werken te bevorderen, teneinde de hinder en de duur van de werken tot een minimum te herleiden;
Gelet op het feit dat deze Code werd opgemaakt door een overlegplatform bestaande uit een delegatie van nutsbedrijven en een delegatie van de gemeenten;
Gelet op het feit dat er op het vlak van het onderhoud en de herstellingen ook geregeld dringende werken moeten worden uitgevoerd die verband houden met de continuïteit van de dienstverlening en dat er daarnaast een aantal werken zijn zoals aansluitingswerken, herstellingen en andere kleine onderhoudswerken die omzeggens constant een impact hebben op het openbaar domein;
Gelet op de actualisatie van de code naar aanleiding van meer aandacht voor minder hinder, meer oog voor het totaal concept en het gebruik van nieuwe e-instrumenten GIPOD, KLIP...;
Art. 1. - Er wordt aan de eigenaar van elke nutsvoorziening een retributie aangerekend op de gemeentelijke dienstverlening en het gebruik van het gemeentelijk openbaar domein naar aanleiding van werken aan permanente nutsvoorzieningen op het gemeentelijk openbaar domein, in uitvoering en met toepassing van de Code voor Infrastructuur- en Nutswerken langs gemeentewegen.
Permanente nutsvoorzieningen omvatten:
De retributie is niet verschuldigd indien de werken worden uitgevoerd samen met of onmiddellijk voorafgaand aan wegen- of rioleringswerken uitgevoerd door de gemeente Moorslede of indien het werken zijn die uitgevoerd worden op verzoek van de gemeente Moorslede.
Deze retributie sluit elke andere heffing, semi-heffing, of waarborgstelling in het kader van werken aan permanente nutsvoorzieningen door de gemeente uit zowel in hoofde van de distributienetbeheerder als van haar werkmaatschappij en ongeacht of voorgenoemden deze werken uitvoeren in eigen naam, dan wel laten uitvoeren door derden in naam en voor rekening van de distributienetbeheerder of de werkmaatschappij.
Onderhavig retributiereglement gaat in vanaf 1 januari 2023 voor een termijn eindigend op 31 december 2025.
Art. 2. - De retributie naar aanleiding van sleufwerken is verschuldigd per dag en per meter openliggende sleuflengte voor alle sleufwerken. Zij bedraagt per meter sleuflengte voor werken in rijwegen 10,24 euro, voor werken in voetpaden 7,88 euro en voor werken in aardewegen 4,73 euro. Op deze basisbedragen wordt een indexatie toegepast, naar analogie met de door de VREG goedgekeurde niet-periodieke tarieven, zoals jaarlijks gepubliceerd in augustus. Indexatie gebeurt aan het begin van een nieuwe cyclus van 3 jaar.
Een begonnen dag geldt voor een volledige dag.
Art. 3. - Voor de hinder veroorzaakt door de dringende werken, aansluitingswerken, herstellingen en kleine onderhoudswerken met een sleufoppervlakte van maximum 3 m², wordt per kalenderjaar een retributie geheven van 1,00 euro per op het grondgebied van de gemeente Moorslede aanwezig aansluitingspunt.
Ter compensatie van diverse heffingen en belastingen in hoofde van zowel de distributienetbeheerder als zijn werkmaatschappij wordt een retributie voorzien van 0,5 euro per aanwezig aansluitingspunt op het grondgebied van de gemeente Moorslede. Op deze basisbedragen wordt een indexatie toegepast, naar analogie met de door de VREG goedgekeurde niet-periodieke tarieven, zoals jaarlijks gepubliceerd in augustus.
Deze retributies zijn verschuldigd vóór het einde van ieder jaar. In dit kader doet iedere nutsmaatschappij vóór 15 december van ieder jaar opgave van het aantal aansluitingspunten op het grondgebied van de gemeente Moorslede.
Art. 4. - De retributie dient te worden betaald binnen de 30 kalenderdagen na toezending van de facturen.
Art. 5. - Dit retributiereglement wordt toegezonden aan de toezichthoudende overheid. Het retributiereglement wordt overeenkomstig artikel 286 van het Decreet Lokaal Bestuur afgekondigd en bekendgemaakt.
Gelet op de omzendbrief ABB 2019/2;
Gelet op artikel 464/1, 2° WIB;
Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
Gelet op artikelen 2.6.1.0.1 tot en met 2.6.7.7.1 en artikelen 3.1.0.0.4, §2 Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Art. 1. - Voor het aanslagjaar 2023, ingaande op 1 januari 2023 en voor een termijn van één jaar, eindigend op 31 december 2023, worden 50 opcentiemen geheven op de heffing van het Vlaamse gewest ter bestrijding van leegstaande en verwaarlozing van bedrijfsruimten.
Art. 2. - De gemeente doet een beroep op de medewerking van het agentschap Vlaamse Belastingdienst voor de inning van deze opcentiemen.
Art. 3. - Deze verordening wordt binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding ervan bij aangetekende brief bezorgd aan Agentschap Vlaamse Belastingdienst, Leegstandsheffing Bedrijfsruimten, Koning Albert II laan 35 bus 62, 1030 Brussel.
Art. 4. - Indien geen bezwaren worden ingediend gedurende het onderzoek de commodo et incommodo, dan zal deze verordening als definitief aanzien, aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur worden overgemaakt.
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen inzonderheid de artikels 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad en de artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht;
Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid en meer bepaald artikel 68 § 1 dat bepaalt dat de gemeentelijke dotatie wordt ingeschreven in de uitgaven van elke gemeentebegroting;
Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid en meer bepaald artikel 68 § 2 dat bepaalt: ‘de dotaties van de gemeenten van de zone worden jaarlijks vastgelegd door de raad op basis van een akkoord, bereikt tussen de verschillende betrokken gemeenteraden. Het akkoord wordt bereikt ten laatste op 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de dotatie bestemd is. …’
Overwegende dat de totale exploitatietoelage van de gemeenten voor 2023 € 7.615.696,00 de totale investeringstoelage voor 2023 € 1.605.000,00 en de totale gemeentelijk gezamenlijke toelage € 9.220.696,00 bedraagt.
De exploitatietoelage voor de gemeente Moorslede wordt vastgesteld op € 303.855,00 en de investeringstoelage voor de gemeente Moorslede wordt vastgesteld op € 64.842,00. Deze kredieten werden voor het jaar 2023 in het MJP 2020-2025 ingeschreven.
Gelet op het visum van de financieel directeur verleend op 26.10.2022;
Overwegende dat de gemeente Moorslede conform het Koninklijk Besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones, wordt ingedeeld in hulpverleningszone 2 West-Vlaanderen (verder Zone Midwest genoemd);
Overwegende dat Zone Midwest in zitting van de prezoneraad op 27 mei 2014 een akkoord bereikte m.b.t. de financiële verdeelsleutel die de dotatie bepaalt van elke gemeente aan de Zone Midwest; na diverse infosessies aan schepenen, raadsleden, financieel beheerders en secretarissen werd de financiële verdeelsleutel herbevestigd tijdens de prezoneraad op 24 juni 2014;
Een informatievergadering voor de gemeentebesturen vond plaats op 6 oktober 2022.
Overwegende dat deze financiële verdeelsleutel opnieuw werd bevestigd door de zoneraad in zitting van 25 oktober 2022 m.b.t. de opmaak van het budget voor 2023;
Art. 1. - De gemeenteraad neemt akte van de financiële verdeelsleutel die de jaarlijkse bijdrage van elke gemeente aan de Zone Midwest vastlegt en die door de zoneraad in zitting van 25 oktober 2022 voor de begroting 2023 werd herbevestigd.
Art. 2. - De gemeenteraad gaat akkoord met de exploitatietoelage aan de Zone Midwest voor 2023 die in de onderstaande tabel wordt weergegeven:
Gemeente |
Dotatie 2023 (in euro) |
Ardooie |
277.574,50 |
Hooglede |
312.308,50 |
Ingelmunster |
229.935,50 |
Izegem |
805.531,50 |
Lichtervelde |
252.286,00 |
Meulebeke |
282.691,50 |
Moorslede |
303.855,00 |
Pittem |
218.600,00 |
Roeselare |
3.172.963,50 |
Ruiselede |
116.429,50 |
Staden |
311.896,50 |
Tielt |
562.881,50 |
Wingene |
391.055,50 |
Dentergem |
191.257,50 |
Oostrozebeke |
186.429,50 |
Totaal |
€ 7.615.696,00 |
Art. 3. - De gemeenteraad gaat akkoord met de investeringstoelage aan de Zone Midwest voor 2023 die in de onderstaande tabel wordt weergegeven:
Gemeente |
Dotatie 2023 (in euro) |
Ardooie |
63.397,50 |
Hooglede |
68.533,50 |
Ingelmunster |
68.533,50 |
Izegem |
184.093,50 |
Lichtervelde |
52.965,00 |
Meulebeke |
70.780,50 |
Moorslede |
64.842,00 |
Pittem |
49.755,00 |
Roeselare |
549.712,50 |
Ruiselede |
33.223,50 |
Staden |
71.422,50 |
Tielt |
148.462,50 |
Wingene |
90.361,50 |
Dentergem |
45.100,50 |
Oostrozebeke |
43.816,50 |
Totaal |
€ 1.605.000,00 |
Art. 4. - Een afschrift van dit besluit wordt overgemaakt aan de voorzitter van de zoneraad van Zone Midwest, Kwadestraat 159 te 8800 Roeselare en aan de zonesecretaris van Zone Midwest.
In zitting van 19 december 2019 stelde de gemeenteraad het meerjarenplan 2020-2025 vast;
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 tot uitvoering van artikel 190 van het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
Besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale (en de provinciale) besturen, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 7 september 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningen-stelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale (en de provinciale (ing. MB 12 september 2018, art. 1, I: 1 januari 2020)) besturen, het laatst gewijzigd bij ministerieel besluit van 12 september 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Omzendbrief KBBJ/ABB-2020/3 van 18 september 2020 over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus;
Gunstig advies van het managementteam van 7 november 2022;
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur reikt oplossingen aan om een echt geïntegreerd lokaal sociaal beleid mogelijk te maken, met respect voor de verschillende rechtspersonen, die erbij betrokken zijn. Daaruit volgt dat de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) een gezamenlijk meerjarenplan opstellen, dat door beide raden wordt vastgesteld.
Op die manier kan een geïntegreerd lokaal sociaal beleid maximaal worden gerealiseerd: beide rechtspersonen hebben samen één doelstellingenboom, waarbij de doelstellingen van het OCMW en die van de gemeente vervlochten zijn. Ook het financiële evenwicht wordt beoordeeld voor de gemeente en het OCMW samen.
Omdat elke rechtspersoon voor de eigen verplichtingen en verbintenissen blijft instaan, blijft in het meerjarenplan een duidelijk onderscheid bestaan tussen de kredieten van de gemeente en die van het OCMW. Dat komt tot uiting in het schema met het overzicht van de kredieten, waarin de kredieten voor de gemeente en het OCMW apart worden opgenomen.
Het vroegere jaarlijkse budget is voortaan geïntegreerd in het meerjarenplan. In het meerjarenplan van de gemeente en het OCMW worden afzonderlijke kredieten per rechtspersoon ingeschreven. De gemeente en het OCMW blijven immers twee afzonderlijke budgettaire entiteiten. De kredieten worden duidelijk toegewezen aan elke rechtspersoon afzonderlijk, ook al wordt het beleid van beide als één geheel voorgesteld.
De gemeente en het OCMW hebben een geïntegreerd meerjarenplan maar hebben wel nog hun eigen bevoegdheid voor de vaststelling ervan. Zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn moet eerst zijn eigen deel van het meerjarenplan vaststellen. Daarna kan de gemeenteraad het deel van het meerjarenplan dat de raad voor maatschappelijk welzijn heeft vastgesteld, goedkeuren, waardoor het meerjarenplan definitief is vastgesteld. De goedkeuring van de gemeenteraad is nodig omdat de gemeente de financiële gevolgen moet dragen van de keuzes die de raad voor maatschappelijk welzijn maakt.
Die besluitvorming kan het best als volgt verlopen:
Overwegende de bespreking in de Raad voor maatschappelijk welzijn;
Art. 1. - De vaststelling wijziging meerjarenplan 2020-2025 (MJPA3) gemeente bestaande uit de strategische nota, het financieel doelstellingenplan en de staat van het financieel evenwicht wordt goedgekeurd.
Volgens het DLB dient de gemeenteraad het deel van het meerjarenplan 2020-2025 van het OCMW goed te keuren;
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 tot uitvoering van artikel 190 van het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
Besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale (en de provinciale) besturen, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 7 september 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningen-stelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale (en de provinciale (ing. MB 12 september 2018, art. 1, I: 1 januari 2020)) besturen, het laatst gewijzigd bij ministerieel besluit van 12 september 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Omzendbrief KBBJ/ABB-2020/3 van 18 september 2020 over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus;
Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 19 december 2019 betreffende vaststellen van meerjarenplan 2020-2025 van het OCMW;
Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 19 november 2020 betreffende vaststellen van wijziging meerjarenplan 2020-2025;
Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 25 november 2021 betreffende vaststellen van wijziging meerjarenplan 2020-2025;
Gunstig advies van het managementteam van 7 november 2022;
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur reikt oplossingen aan om een echt geïntegreerd lokaal sociaal beleid mogelijk te maken, met respect voor de verschillende rechtspersonen, die erbij betrokken zijn. Daaruit volgt dat de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) een gezamenlijk meerjarenplan opstellen, dat door beide raden wordt vastgesteld.
Op die manier kan een geïntegreerd lokaal sociaal beleid maximaal worden gerealiseerd: beide rechtspersonen hebben samen één doelstellingenboom, waarbij de doelstellingen van het OCMW en die van de gemeente vervlochten zijn. Ook het financiële evenwicht wordt beoordeeld voor de gemeente en het OCMW samen.
Omdat elke rechtspersoon voor de eigen verplichtingen en verbintenissen blijft instaan, blijft in het meerjarenplan een duidelijk onderscheid bestaan tussen de kredieten van de gemeente en die van het OCMW. Dat komt tot uiting in het schema met het overzicht van de kredieten, waarin de kredieten voor de gemeente en het OCMW apart worden opgenomen.
Het vroegere jaarlijkse budget is voortaan geïntegreerd in het meerjarenplan. De ramingen, die het bestuur voor het boekjaar 2020 in het meerjarenplan 2020-2025 inschrijft voor de exploitatie, de investeringen en de financiering, omvatten ook de kredieten voor dat jaar. In het meerjarenplan van de gemeente en het OCMW worden afzonderlijke kredieten per rechtspersoon ingeschreven. De gemeente en het OCMW blijven immers twee afzonderlijke budgettaire entiteiten. De kredieten worden duidelijk toegewezen aan elke rechtspersoon afzonderlijk, ook al wordt het beleid van beide als één geheel voorgesteld.
De gemeente en het OCMW hebben een geïntegreerd meerjarenplan maar hebben wel nog hun eigen bevoegdheid voor de vaststelling ervan. Zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn moet eerst zijn eigen deel van het meerjarenplan vaststellen. Daarna kan de gemeenteraad het deel van het meerjarenplan dat de raad voor maatschappelijk welzijn heeft vastgesteld, goedkeuren, waardoor het meerjarenplan definitief is vastgesteld. De goedkeuring van de gemeenteraad is nodig omdat de gemeente de financiële gevolgen moet dragen van de keuzes die de raad voor maatschappelijk welzijn maakt.
Die besluitvorming kan het best als volgt verlopen:
Gelet op de bespreking in de Raad voor maatschappelijk welzijn;
Art. 1. - De wijziging van het meerjarenplan 2020-2025 (MJPA3) van het OCMW, bestaande uit de strategische nota, het financieel doelstellingenplan en de staat van het financieel evenwicht wordt goedgekeurd.
Naar aanleiding van het gewijzigd meerjarenplan zijn een aantal nominatieve subsidies van 2022 t.o.v. het initieel bedrag gewijzigd. Daarnaast vermeldt het gewijzigd meerjarenplan 2020-2025 ook de nominatieve subsidies van 2023.
Artikel 41, 23° van het decreet lokaal bestuur op grond waarvan de gemeenteraad bevoegd is voor het vaststellen van subsidiereglementen en het toekennen van nominatieve subsidies.
De lijst van nominatieve subsidies bevatten de budgetcodes die overeenkomen met de voorzieningen in het recentste meerjarenplan van de gemeente.
Jaarlijks wordt een lijst opgemaakt van nominatieve subsidies aan verenigingen, andere overheden, kerkfabrieken, etc. Deze subsidies kunnen exploitatie- of investeringstoelagen zijn. Nominatief betekent dit dat deze subsidies niet onderworpen zijn aan een gemeentelijk subsidiereglement.
De lijst met nominatieve subsidies is vanaf 2020 geen onderdeel meer van het meerjarenplan, maar het spreekt voor zich dat de bijhorende kredieten wel reeds voorzien zijn in het beleidsrapport.
Art. 1. - De gemeenteraad stelt de lijst van nominatieve subsidies 2022 (gewijzigd) en 2023 - deel gemeente - vast. Hiervoor wordt verwezen naar de bijlage.
Overwegende dat n.a.v. de forensische audit, audit Vlaanderen tevens een organisatieaudit heeft uitgevoerd bij het lokaal bestuur Moorslede;
Gelet op artikel 217 tem 224 DLB;
Overwegende dat n.a.v. de audit een 2-tal aanbevelingen zijn geformuleerd door Audit Vlaanderen zijnde:
Overwegende dat het de bedoeling is om zo spoedig mogelijk gevolg te geven aan de opmerkingen uit het audit rapport;
Art. 1. - De raad neemt akte van het rapport Audit Vlaanderen n.a.v. beoordeling aanpak organisatiebeheersing en opvolging aanbevelingen Lokaal bestuur Moorslede.
Overwegende de vraag van meneer Jeroen Ugille, Van Eycklaan 16, 8890 Moorslede tot de aankoop van een stuk gemeentegrond, gekend ter kadaster, 1ste afdeling, sectie C, palend aan perceel 0007/00H000, oppervlakte 26,3 ca aan de gemeente;
Gelet op art. 41 van het decreet lokaal bestuur;
Gelet op de plannen opgemaakt door landmeter-expert Pol Verhelle;
Gelet op het schattingsdossier opgemaakt door bureau Vandendriessche;
Gelet op het bodemattest;
Gelet op de principiële goedkeuring van verkoop door het college in zitting van 2 mei 2022;
Art. 1. - De verkoop van een stuk gemeentegrond aan dhr. Jeroen Ugille, Van Eycklaan 16, 8890 Moorslede, gekend ter kadaster, 1ste afdeling, sectie C, palend aan perceel 0007/00H000 met een oppervlakte van 26,3 ca, wordt principieel goedgekeurd.
Art. 2. - Het desbetreffende stuk gemeentegrond wordt gedesaffecteerd uit het openbaar domein.
Art. 3. - Er wordt een notaris gecontacteerd voor het opmaken van een ontwerpakte.
Overwegende de vraag van de eigenaar van de woning Dr. Vander Stichelelaan 7, 8890 Moorslede, tot de aankoop van een stuk gemeentegrond, gekend ter kadaster 1ste afdeling, sectie C, met gereserveerde individueel perceelnummer 36012 C 1594 A P0000, oppervlakte 58, ca aan de gemeente;
Gelet op art. 41 van het decreet lokaal bestuur;
Gelet op het opmetingsplan opgemaakt door Landmeetkantoor Koen Roelandt bvba;
Gelet op de principiële goedkeuring van de verkoop in gemeenteraadszitting van 29 april 2021;
Gelet op de ontwerpakte opgesteld door de dienst Vastgoedtransacties;
Art. 1. - De verkoop aan de eigenaars van de woning Dr. Vander Stichelelaan 7, 8890 Moorslede van het stuk gemeentegrond, gekend ter kadaster 1ste afdeling, sectie C, met gereserveerde individueel perceelnummer 36012 C 1594 A P0000, oppervlakte 58 ca wordt definitief goedgekeurd voor de som van € 1.168,38.
Art. 2. - Het desbetreffende stuk gemeentegrond wordt gedesaffecteerd uit het openbaar domein.
Art. 3. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan de dienst Vastgoedtransacties voor verder gevolg.
Gelet op het feit dat de verlichting in de gemeentelijke basisschool Klavertje Vier verouderd is en aan vervanging toe is;
Gelet op de beslissing van 23 januari 2020 houdende goedkeuring kaderovereenkomst tussen de gemeente Moorslede en de distributienetbeheerder betreffende het organiseren van energiediensten voor lokale besturen;
Gelet op de beslissing van het college in zitting van 10 oktober 2022 om akkoord te gaan met het projectvoorstel van Fluvius;
Gelet op de beslissing van 23 januari 2020 houdende goedkeuring kaderovereenkomst tussen de gemeente Moorslede en de distributienetbeheerder betreffende het organiseren van energiediensten voor lokale besturen;
Gelet op het decreet lokaal bestuur, inzonderheid artikels 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad;
Overwegende dat de werken geraamd worden op maximaal € 84.322,71 (excl. btw);
Overwegende dat er nog voldoende budget is op de budgetrekening ACT-30/0350-00/2210000/IP-ACT-30;
Deze overeenkomst geldt in uitvoering van de kaderovereenkomst gesloten tussen het Lokaal Bestuur en de DNB op 23/01/2020 en dient derhalve beschouwd te worden als een zogenaamde specifieke overeenkomst. Deze overeenkomst maakt integraal deel uit van de kaderovereenkomst en is derhalve onderworpen aan de bepalingen van deze kaderovereenkomst behoudens uitdrukkelijke afwijking hierna.
Overeenkomstig het aanbod van de DNB, aanvaard door het Lokaal Bestuur in haar streven naar een optimale energiebeheersing, laat de DNB een definitief ontwerp opmaken nopens de mogelijke energiebesparingen en dienstige investeringen op niveau van (hernieuwbare) energie en energie-efficiënte voor gebouwen, installaties en/of andere zoals verder beschreven. Deel 2 van deze overeenkomst betreft de inhoud en modaliteiten van dit definitief ontwerp.
Vervolgens laat de DNB een project voor het leveren van energiediensten uitvoeren door de opdrachtnemer. Deel 3 van deze overeenkomst beschrijft de inhoud van het uit te voeren project waarvoor de DNB de projectcoördinatie op zich neemt t.a.v. het Lokaal Bestuur.
Gehoord de schepen van financiën;
Art. 1. - De raad keurt de overeenkomst tussen het gemeentebestuur van Moorslede en Gaselwest OV inzake de relighting van de Gemeentelijke Basisschool Klavertje Vier, met contractnummer MOOR-G-TC-22-22-124, goed.
Art. 2. - Er wordt een afschrift van deze beslissing overgemaakt aan Fluvius System Operator CV, Brusselsesteenweg 199, 9090 Melle.
Gelet op de opening van het 't Oud Gemeentehuis in Dadizele;
Gelet op de verhuis van de Flapuit naar d'Oude Pastorie in Slyps;
Gelet op de verhuis van de bibliotheek naar de benedenzaal in 't Torreke in Dadizele;
Gelet op de nieuwe turntoestellen in d' Oude Schole;
Overwegende dat het huidige reglement gemeenschapscentra hiervoor dient aangepast te worden;
Gelet op art. 40 en 41 decreet lokaal bestuur;
Overwegende het unaniem positieve advies van zowel het bestuur van de cultuurraad en het unaniem positieve advies van Moraculi (zie bijlage);
Overwegende het voorstel om volgende zaken aan te passen in het huidige reglement:
Art. 35, 1 prijzen:
Art. 31-34: door toepassing van art. 46 worden deze artikels geschrapt. De nummers blijven leeg staan, ingeval er later andere artikels moeten worden toegevoegd.
Art. 46: het artikel: “De artikels 31 tot en met 34 komen te vervallen, vanaf het moment dat de benedenzaal van ’t Torreke niet meer beschikbaar is voor verhuur.” Mag geschrapt worden, wegens uitvoering van dit artikel.
Art. 1. - De raad keurt het reglement in bijlage goed.
Overwegende dat er verschillende zaken de facto niet meer worden uitgeleend;
Overwegende dat de prijs voor het uitleenscherm hoog is;
Gelet op het positieve advies van de cultuurraad van 21 september 2022 (in bijllage);
Art. 1. - De Raad keurt het aangepaste reglement goed.
Eind 2021 vond een overleg plaats in functie van het jaaractieplan 2022 van het Stadlandschap ’t West-Vlaamse hart. Een van de bespreekpunten was het voorstel om de samenwerkingsovereenkomst rond het KLE-beleid uit te breiden, zodat landschapsplannen bij particulieren voortaan ook door hen aangeplant kunnen worden. Tot op heden konden enkel het plantgoed worden aangeleverd en moest de particulier zelf aan de slag.
Door deze extra optie (zie optie 2 hieronder) wordt een correcte uitvoering van alle landschapsplannen gegarandeerd, gelden er gelijke regels over de ganse provincie en wordt de sociale economie in de regio gestimuleerd.
Optie 2 | |
Service | Volledige materiaals- en uitvoeringsondersteuning bij het geheel van de werken |
Verantwoordelijke | Regionale landschappen/stad-land-schappen |
Financiering | Doelgroep betaalt 50 % van de totaalkost van het project |
Plafondbedrag | Het inzetbare budget per jaar per klant kan door de verantwoordelijke worden gelimiteerd i.f.v. de billijke bediening van alle klanten in één lopend jaar. |
Bodembedrag | De verantwoordelijke kan een minimumnorm instellen (financieel of fysisch) onder dewelke projecten niet in aanmerking komen voor deze service (en dus verwezen worden naar optie 1). |
Geleverde output |
Alle noodzakelijke aankopen en regie voor de uitvoering van de overeengekomen werken. |
Zowel de initiatiefgroep als alle schepenen afzonderlijk konden zich vinden in deze extra optie onder volgende voorwaarden:
Om deze wijziging door te voeren is een aanpassing nodig van de samenwerkingsovereenkomst die met de gemeente werd afgesloten. Hiervoor werd een addendum (in bijlage) opgemaakt. Er wordt voor alle duidelijkheid niet gevraagd naar extra middelen.
Art. 1. - De raad gaat akkoord met de aanpassing van de samenwerkingsovereenkomst rond het KLE-beleid van Stadslandschap 't West-Vlaamse hart.
Art. 2. - De addendum in bijlage wordt ondertekend en bezorgd aan Stadslandschap 't West-Vlaamse hart.
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, inzonderheid artikelen 40 en 41, betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad;
Gelet op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motiveringsplicht van bestuurshandelingen, en latere wijzigingen;
Gelet op het bestuursdecreet van 7 december 2018;
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017, meer bepaald artikelen 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht;
Gelet op de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en latere wijzigingen;
Gelet op de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten, inzonderheid artikel 42, § 1, 1° a) (de goed te keuren uitgave excl. btw bereikt de drempel van € 140.000,00 niet);
Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten, en latere wijzigingen;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 april 2017 betreffende plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren, en latere wijzigingen, inzonderheid artikel 90, 1°;
Overwegende dat de uitgave voor deze opdracht voorzien is in het investeringsbudget van 2022, op budgetcode 0742-02/2210000/BESTUUR/GR/0/IP-ACT-39 (ACT-39) en dat de financiering gebeurt met eigen middelen;
Overwegende dat in het kader van de opdracht “Vervangen schrijnwerk Sporthal Moorslede - deel 2” een bestek met nr. 2022/255 werd opgesteld door de technische dienst;
Overwegende dat de uitgave voor deze opdracht wordt geraamd op € 40.000,00 excl. btw of € 48.400,00 incl. 21% btw (€ 8.400,00 btw medecontractant);
Overwegende dat voorgesteld wordt de opdracht te gunnen bij wijze van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking;
Raadslid Veerle Demeulenaere vraagt of dit de laatste fase is;
Schepen Jürgen Deceuninck meldt dat dit inderdaad de laatste fase is;
Raadslid Ward Gillis vraagt om 'verbintenis minimumlonen' toe te voegen in het bestek.
Art. 1. - Goedkeuring wordt verleend aan het bestek met nr. 2022/255 en de raming voor de opdracht “Vervangen schrijnwerk Sporthal Moorslede - deel 2”, opgesteld door de technische dienst. De lastvoorwaarden worden vastgesteld zoals voorzien in het bestek en zoals opgenomen in de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten. De raming bedraagt € 40.000,00 excl. btw of € 48.400,00 incl. 21% btw (€ 8.400,00 btw medecontractant).
Art. 2. - Bovengenoemde opdracht wordt gegund bij wijze van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking.
Art. 3. - De uitgave voor deze opdracht is voorzien in het investeringsbudget van 2022, op budgetcode 0742-02/2210000/BESTUUR/GR/0/IP-ACT-39 (ACT-39).
Gelet op het feit dat de gemeente aangesloten is bij de Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen;
Gelet op het decreet van 06 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, meer bepaald op artikel 44,3° lid, dat bepaalt: “De benoemingsprocedure met de vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger wordt herhaald voor elke algemene vergadering”;
Gelet op art. 79§2, derde lid, dat stipuleert dat “de bestaande verenigingen van gemeenten bij de inwerkingtreding van dit decreet onmiddellijk onderworpen zijn o.m. aan art. 44”;
Gelet dat het decreet van 03 juli 2001, gepubliceerd werd in het B.S. van 31 oktober 2001 en cfr. art. 79§1 van hetzelfde decreet in werking trad, tien dagen na deze publicatie in het B.S.;
Gelet dat cfr. art. 44,3° lid, aldus:
Gelet op decreet lokaal bestuur;
Gelet op het feit dat de gemeente aangesloten is bij de Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen;
Gelet op de uitnodiging met agenda van 14 oktober 2022 van de Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen tot de Buitengewone Algemene Vergadering van 7 december 2022 in verband met
Art. 1. - Zijn goedkeuring te verlenen aan de agenda.
Art. 2. - De in zitting van 31 januari 2019 aangeduide vertegenwoordigers van de gemeente worden opgedragen hun stemgedrag af te stemmen op de beslissingen genomen in dit raadsbesluit en als dusdanig de op de agenda van de Buitengewone Algemene Vergadering van 7 december 2022 van de Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen goed te keuren.
Art. 3. - Het college van burgemeester en schepenen te belasten met de uitvoering van de hierbij genomen beslissing en onder meer kennisgeving hiervan te verrichten aan de Psilon - Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen, Ambassadeur Baertlaan 5 te 8500 Kortrijk.
Gelet op het feit dat de gemeente Moorslede deelnemer is van de West-Vlaamse intercommunale - dienstverlenende vereniging, afgekort tot WVI;
Gelet op het decreet van het lokaal bestuur van 22 december 2017;
Gelet op de statuten van de WVI;
Gelet op de uitnodiging met agenda van 27 oktober 2022 van de WVI tot de buitengewone algemene vergadering van 14 december 2022 om 18.30 uur in verband met:
Gehoord het college van burgemeester en schepenen in zijn verslag;
Art. 1. - De agenda en elk van de afzonderlijke punten van de agenda van de buitengewone algemene vergadering van de dienstverlenende vereniging WVI die plaatsvindt op 14 december 2022 worden goedgekeurd:
Art. 2. - Aan de vertegenwoordiger van de gemeente Moorslede, houder van 4.734 aandelen, die zal deelnemen aan de buitengewone algemene vergadering van de dienstverlenende vereniging WVI die plaatsvindt op 14 december 2022 om 18.30 uur in CC De Beuk, Torhoutstraat 9, 8610 Kortemark, wordt het mandaat gegeven om:
Art. 3. - Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van de hierbij genomen beslissingen en deze over te maken aan de toezichthoudende overheid en er kennis van te geven aan WVI vóór de buitengewone algemene vergadering plaatsvindt.
Gelet op het feit dat de gemeente deelnemer is van de dienstverlenende vereniging Cipal (hierna kortweg “Cipal”);
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 (“DLB”) en in het bijzonder op art. 40 inzake de bevoegdheid van de gemeenteraad en inzake de intergemeentelijke samenwerking;
Gelet op de statuten van Cipal;
Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 31 januari 2019 inzake de aanduiding van de vertegenwoordiger van de gemeente op de algemene vergaderingen van Cipal;
Gelet het op gemeenteraadsbesluit van 25 november 2021 inzake de aanduiding van een plaatsvervangend vertegenwoordiger van de gemeente op de algemene vergaderingen van Cipal;
Gelet op de oproeping tot de Algemene Vergadering van Cipal van 15 december 2022 met de volgende agendapunten:
Gelet op de toelichtende nota van Cipal betreffende de agendapunten van deze Algemene Vergadering;
Gelet op de voorstellen van de Raad van Bestuur van Cipal,
Overwegende dat geen redenen voorhanden zijn om goedkeuring van de agendapunten te weigeren;
Art. 1. - Op basis van de bekomen documenten en de toelichtende nota worden de agendapunten van de algemene vergadering van Cipal van 15 december 2022 goedgekeurd.
Art. 2. - De vertegenwoordiger van de gemeente wordt gemandateerd om op de algemene vergadering van Cipal van 15 december 2022 te handelen en te beslissen conform dit besluit. Indien deze algemene vergadering niet geldig zou kunnen beraadslagen of indien deze algemene vergadering om welke reden dan ook zou worden verdaagd, dan blijft de vertegenwoordiger van de gemeente gemachtigd om deel te nemen aan elke volgende vergadering met dezelfde agenda.
Art. 3. - Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van onderhavig besluit en in het bijzonder met het in kennis stellen daarvan aan Cipal.
Gelet op het reglement van orde betreffende het goedkeuren van de notulen en het zittingsverslag der vorige vergadering, zijnde 20 oktober 2022;
Overwegende dat tijdens de zitting geen opmerkingen gemaakt werden;
De notulen en het zittingsverslag der vorige zitting worden goedgekeurd.
Vraag vanwege raadslid Bart De Koning aan schepen Geert Vanthuyne:
In een recente collegebeslissing kunnen we lezen dat de gemeente geen jaarlijkse bijdrage wenst te geven aan het opvangcentrum voor vogels en wilde dieren in Beernem.
Het centrum vangt jaarlijks zo’n 4.000 dieren op en wordt hiervoor maar voor 1/3 gesubsidieerd. Vanuit Moorslede werden er in 2021, 24 dieren binnengebracht. De kost per dier kan oplopen tot wel € 50.
Als landelijke gemeente moeten we onze plaatselijke fauna en flora nauw in het hart dragen. Onfortuinlijke vogels verdienen zeker een 2de kans wanneer ze pech hebben. Daarom is het zo belangrijk dat er dergelijke opvanginitiatieven bestaan die zich het lot aantrekken van dergelijke dieren.
Koken kost echter geld.
Daarom vraag ik om principieel de stemming rond dit punt te houden om toch een jaarlijkse toelage te voorzien voor dit opvangcentrum.
Schepen Geert Vanthuyne antwoordt dat er navraag gebeurd is bij de omliggende gemeenten en dat daar ook geen bereidheid is om daaraan mee te doen. Op dit moment is het dus nee.
De raad gaat over tot stemming:
Het punt wordt verworpen.
Namens Gemeenteraad,
Kristof Vander Stichele
Algemeen directeur
Pol Verhelle
Voorzitter