Overwegende dat n.a.v. de forensische audit, audit Vlaanderen tevens een organisatieaudit heeft uitgevoerd bij het lokaal bestuur Moorslede;
Gelet op artikel 217 tem 224 DLB;
Overwegende dat n.a.v. de audit één aanbevelingen is geformuleerd door Audit Vlaanderen zijnde
Overwegende dat het de bedoeling is om zo spoedig mogelijk gevolg te geven aan de opmerkingen uit het auditrapport;
Art. 1. - De raad neemt akte van het rapport Audit Vlaanderen n.a.v. de opvolgaudit bij lokaal bestuur Moorslede.
Overwegende dat de gouverneur bij besluit van 14 oktober 2024 de jaarrekening over het financiële boekjaar 2023 definitief heeft goedgekeurd waarbij de bedragen geconsolideerd dezelfde zijn gebleven zoals vastgesteld in de raadsbeslissing d.d. 20 juni 2024;
Art. 1. - De raad neemt kennis van de goedgekeurde jaarrekening 2023.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief KB ABB 2019/2 over de gemeentefiscaliteit;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Op voordracht van het college van burgemeester en schepenen;
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2025 en tot 31 december 2025 wordt ten behoeve van de gemeente, onder de navolgende voorwaarden, een belasting geheven op de afgifte van getuigschriften en andere stukken. De belasting valt ten bezware van de personen of instellingen aan wie deze stukken door de gemeente op verzoek of ambtshalve worden uitgereikt.
Art. 2. - De bedragen van de belasting worden als volgt bepaald:
a. Op de afgifte van identiteitskaarten “Europees model”:
b. Op de afgifte van elektronische identiteitskaarten:
c. Op de afgifte van elektronische verblijfsbewijzen voor vreemdelingen:
d. Op de afgifte van rijbewijs:
e. Op de afgifte van reispassen en reistitels (biometrische paspoorten):
f. Voor afleveren van inlichtingen onder vorm van lijsten inhoudende namen en adressen van inwoners, eventueel geselecteerd per leeftijdscategorie:
Deze inlichtingen kunnen enkel afgeleverd worden indien deze niet in strijd zijn met de algemene verordening gegevensbescherming.
g. Wanneer aanmaningen voor facturen dienen verstuurd te worden, worden volgende tarieven aangerekend:
h. Voor opzoekingswerk door gemeentepersoneel uit de bevolkingsregisters en uit de registers van burgerlijke stand, voor genealogische, historische of wetenschappelijke doeleinden:
Opzoekingen uit de bevolkingsregisters jonger dan 120 jaar en uit de register van burgerlijke stand, overlijdens jonger dan 50 jaar, huwelijken jonger dan 75 jaar, geboortes jonger dan 100 jaar, enkel mits voorlegging toestemming van de persoon zelf of, indien overleden, een erfgenaam.
Er is vrijstelling van belasting voor opzoekingen door of in opdracht van de heemkundige kringen van de gemeente Moorslede.
i. Voor afleveren van fotokopies op vraag van de burger:
De retributie wordt niet geïnd voor opzoekingen en stukken bestemd voor gerechtelijke overheden, openbare besturen en instellingen voor sociaal en openbaar nut of die volgens de wetsvoorschriften kosteloos moeten verstrekt worden.
Art. 3. - De belasting wordt geheven op het ogenblik van de afgifte van het belastbare stuk. De aan de belasting onderworpen personen of instellingen die een verzoek tot het bekomen van een of ander stuk indienen, moeten op het ogenblik van hun aanvraag het bedrag van de belasting in bewaring geven indien dit document niet onmiddellijk bij de aanvraag kan afgegeven worden.
Bij verzending of verzoek tot verzending van de stukken zullen alle verzendingskosten teruggevorderd worden, zelfs als de afgifte kosteloos is.
De belasting wordt contant ingevorderd tegen afgifte van een kwitantie of vignet. Bij gebrek aan onmiddellijke betaling of kwijting binnen de voorgeschreven termijn, wordt de belasting ingevorderd bij middel van een kohier overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Art. 4. - Zijn van de belasting vrijgesteld:
Art. 5. - Vrijstelling te verlenen van de gemeentebelasting op afgifte van administratieve stukken aan werkzoekenden en sollicitanten.
De vrijstelling mag enkel gelden ten voordele van al dan niet uitkeringsgerechtigde werklozen, pas afgestudeerden, laatstejaarsstudenten, leerlingen van het laatste jaar secundair onderwijs en werkzoekende personen van wie het enig inkomen het bestaansminimum is.
De belanghebbende personen zelf dienen het bewijs te leveren dat ze voor de vrijstelling in aanmerking komen en dat de bescheiden waarvoor ze de belastingvrijstelling vragen, bij het solliciteren nodig zijn.
Art. 6. - De belasting is niet toepasselijk op de afgifte van stukken, die krachtens een wet, een koninklijk besluit of een overheidsverordening reeds aan de betaling van een recht ten behoeve van de gemeente onderworpen is. Uitzondering wordt gemaakt voor de rechten die met het afgeven van reispassen belaste gemeenten ambtshalve toekomen.
Art. 7. - Zijn van de belasting vrijgesteld de gerechtelijke overheden, de openbare besturen en de daarmede gelijkgestelde instellingen, alsook de instellingen van openbaar nut en nutsmaatschappijen.
Art. 8. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Gelet op artikel 170§4 van de grondwet;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op de Vlaamse Codex Wonen van 2021, artikel 2.9 tot en met 2.14;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur waarin de bepaling over het leegstandsregister te vinden is;
Gelet op het reglement betreffende de registratie van leegstaande gebouwen en woningen;
Overwegende dat de Vlaamse Codex Wonen die de gemeente aanstelt als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 2018 over het lokaal woonbeleid o.a. houdende subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, dat gemeenten oplegt om leegstaande woningen en gebouwen op te nemen in een register conform artikel 202, 1°, van het decreet van 9 juli 2021 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 27 juni 2019 waarin deze besliste om deel te nemen aan het project lokaal woonbeleid ‘Woondienst Regio Roeselare’ en om het projectvoorstel waarin de opmaak, opbouw, beheer en actualisering van het leegstandsregister inbegrepen is door het IGS van Woondienst Regio Roeselare goed te keuren;
De Vlaamse Codex Wonen stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Het is wenselijk dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbaar patrimonium voor wonen ook optimaal benut wordt. Op basis van het decreet grond en pandenbeleid kunnen gemeenten een register van leegstaande woningen en gebouwen bijhouden. De langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden. Een gemeentelijk reglement dient aangenomen te worden waarin de indicaties van leegstand en de procedure tot vaststelling van de leegstand worden vastgesteld. De strijd tegen de leegstaande woningen en/of gebouwen zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een inventarislijst ook daadwerkelijk belast worden. De vrijstellingen van inventarisatie en/of belasting die in dit reglement zijn opgenomen sluiten het best aan bij de noden en het beleid van de gemeente.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement gelden onder meer de begripsomschrijvingen van het artikel 1.2 van het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, dat in dit reglement ‘het Grond- en Pandendecreet’ wordt genoemd.
Voor de toepassing van dit reglement wordt specifiek volgende definitie verstaan onder:
1° Administratie: De gemeentelijke administratieve eenheid en/of intergemeentelijke administratieve eenheid, Woondienst Regio Roeselare, die door de gemeenteraad wordt belast met de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister.
2° Beroepsinstantie: Het college van burgemeester en schepenen.
3° Beveiligde zending: Eén van de hiernavolgende betekeningswijzen:
4° Gebouw: Elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2,1° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.
5° Kamer: Een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.
6° Inventarisatiedatum: De datum waarop het gebouw en/of woning voor de eerste maal in het leegstandsregister wordt ingeschreven.
7° Leegstaand gebouw: Een gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw.
De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan uitgereikte omgevingsvergunning of meldingsakte zoals vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.
Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
8° Leegstaande woning: Woning die gedurende een periode van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie.
9° Leegstandsregister: Het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen als vermeld in artikel 2.2.6 van het decreet betreffende het Grond- en Pandenbeleid.
10° Leegstand bij nieuwbouw: Een nieuw gebouw of een nieuwe woning, wordt als leegstaand beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig zijn functie.
11° Verjaardag: Het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van eerste inschrijving, zolang het gebouw en/of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt.
12° Woning: Een goed vermeld in Art. 1.3 §1, eerste lid 69 ° van de Vlaamse Codex Wonen (elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande).
13° Zakelijk gerechtigde: de houder van één van de volgende zakelijke rechten:
HOOFDSTUK 1. LEEGSTANDSREGISTRATIE
Art. 2. - Leegstandsregister
§ 1. De administratie houdt een leegstandsregister bij. Het register leegstand bestaat uit twee afzonderlijke inventarissen:
Een woning die opgenomen is in de inventaris “ongeschikte en/of onbewoonbaar verklaarde woningen” wordt niet opgenomen in het register leegstand.
§ 2. In elke inventaris worden minimaal de volgende gegevens opgenomen:
1° Het adres van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;
2° De kadastrale gegevens van de leegstaande woning of gebouw;
3° De identiteit en het adres van de zakelijk gerechtigde(n);
4° Het nummer en de datum van de administratieve akte;
5° De indicatie of indicaties die aanleiding hebben gegeven tot de opname.
Art. 3. - Inventarisatie van leegstand
§ 1. De door het college van burgemeester en schepenen of de door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van leegstand belaste personeelsleden, zowel gemeentelijke als intergemeentelijke medewerkers bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeenteheffingen.
§ 2. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerde administratieve akte, waarbij één of meerdere foto’s en een beschrijvend verslag, met vermelding van de indicaties die de leegstand staven, gevoegd worden. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand en geldt als inventarisatiedatum.
§ 3. De vaststelling van leegstand wordt vastgesteld op basis van één of meerdere objectieve indicaties zoals vermeld in de volgende lijst:
1° Administratieve vaststellingen:
2° Onmogelijkheid om de woning te bewonen of het gebouw te gebruiken:
3° Uitwendige indicaties van leegstand:
4° Inwendige indicaties van leegstand:
5° Andere vaststellingen die ter plaatse vastgesteld kunnen worden.
Art. 4. - Kennisgeving van inventarisatie
De zakelijk gerechtigde(n) wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De kennisgeving bevat:
Art. 5. - Beroep tegen inventarisatie
§ 1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in artikel 4, kan een zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende gegevens bevatten:
Als datum van het beroepschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.
Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§ 2. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken wordt beschouwd.
§ 3. Aan de indiener van een beroepschrift wordt een ontvangstbevestiging verstuurd. (en optioneel: Elk inkomend beroepschrift wordt in het leegstandsregister geregistreerd)
§ 4. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk:
§ 5. Als het beroepschrift onontvankelijk is, deelt de beroepsinstantie dit onverwijld mee aan de indiener.
Het indienen van een aangepast of nieuw beroep is mogelijk zolang de beroepstermijn van §1 niet verstreken is.
§ 6. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
§ 7. De beroepsinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na deze van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend.
§ 8. Als de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond verklaard wordt, neemt de administratie het gebouw of de woning in het leegstandsregister op vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand.
Art. 6. - Schrapping uit de gemeentelijke inventaris
§ 1. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden ononderbroken bewoond is of aangewend wordt in overeenstemming met de functie, vermeld in artikel 1.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de woonfunctie. Het effectief gebruik zal blijken uit de inschrijvingen in de bevolkingsregisters of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 1, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
§ 2. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Dit verzoek bevat:
Als datum van het verzoek wordt de datum van de aangetekende verzending gehanteerd.
De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn van orde van twee maanden na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.
Tegen de beslissing over het verzoek tot schrapping kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen volgens de procedure, vermeld in artikel 5.
§ 3. Een woning of een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een omgevingsvergunning voor de herindeling is goedgekeurd én de herindeling is voltooid. Als datum van voltooiing van de herindeling kan genomen worden:
De nieuw gecreëerde entiteiten worden 1 jaar na voltooiing van de herindeling elk afzonderlijk in het leegstandsregister opgenomen als ze blijven leeg staan.
HOOFDSTUK 2. DE BELASTING
Art. 7. - Belasting op leegstaande woningen en gebouwen
§ 1. Er wordt voor het aanslagjaar 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het leegstandsregister. De definities van woningen, gebouwen, leegstaande woning, leegstaand gebouw en leegstandsregister zijn omschreven in artikel 1.
§ 2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister.
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de heffing verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
Art. 8. - Belastingplichtige
§ 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijke gerechtigde over het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op de verjaardag van de opnamedatum. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§ 2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§ 3. In geval van overdracht van het zakelijk recht stelt de instrumenterende ambtenaar de verkrijger van het nieuw zakelijk recht er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister.
De instrumenterende ambtenaar stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan en de identiteitsgegevens van de nieuwe zakelijk gerechtigde.
Art. 9. - Tarief van de belasting
§ 1. De belasting bedraagt:
Indien het gebouw of de woning een eerste termijn van twaalf opeenvolgende maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting:
Indien het gebouw of de woning een tweede opeenvolgende termijn van twaalf maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting:
Indien het gebouw of de woning een derde of langer opeenvolgende termijn van twaalf maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting:
§ 2. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt, vanaf de datum van de 1ste verjaardag.
§ 3. De bedragen van de belasting worden bepaald met inachtname van de voor de berekening van de belasting relevante duur, zonder dat de duur van de al bekomen vrijstelling - wat betreft de bepaling van het bedrag van de belasting – opnieuw in rekening kan worden gebracht. Zodoende dient in het geval van eerdere vrijstelling en latere belasting het tarief verbonden aan de gehele leegstandstermijn te worden toegepast.
§ 4. Bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning wordt het aantal termijnen van twaalf maanden dat een gebouw of woning op de inventaris staat niet tot nul herleid, maar wordt opnieuw vertrokken van het initiële basisbedrag van heffing (d.i. het bedrag dat zogezegd voor het eerste heffingsjaar verschuldigd is).
Dit geldt niet voor overdrachten aan:
Art. 10. - Vrijstellingen
§ 1. Een vrijstelling van de belasting kan aangevraagd worden bij de administratie. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 10§3 en §4 dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.
§ 2. Een beroep tegen het weigeren van de aanvraag tot vrijstelling, kan ingediend worden bij de beroepsinstantie overeenkomstig de procedure in artikel 5.
§ 3. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld:
1° De belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling; deze vrijstelling is beperkt tot 1 woning en blijkt uit een attest afgeleverd door de instelling. De vrijstelling is geldig gedurende drie opeenvolgende jaren, volgend op datum van opname in de erkende ouderenvoorziening of psychiatrische instelling.
2° De belastingplichtige die zakelijk gerechtigde is van één enkele woning, kamer of andere woongelegenheid, bij uitsluiting van enige andere woning. Met dien verstande dat deze vrijstelling maar geldt gedurende 1 belastingsjaar.
3° De belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing; deze vrijstelling is beperkt tot één woning en geldt voor max. drie jaar volgend op de datum van de gerechtelijke beslissing.
4° De belastingplichtige die sinds minder dan twee jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het belastingsjaar dat volgt op het verkrijgen van het zakelijk recht.
Deze vrijstelling geldt niet voor overdrachten aan:
5° De VMSW of de door de VMSW erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, de gemeenten en het OCMW;
Wat betreft de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen:
6° De natuurlijke -en rechtspersonen die zich in een geval van overmacht bevinden; het College van Burgemeester en Schepenen beslist over elk individueel geval; na advies van de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare of een bevoegd ambtenaar van de gemeente.
§ 4. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:
1° Gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.
2° Geen voorwerp meer kan uitmaken van een bouwvergunning/stedenbouwkundige vergunning/omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;
3° Krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument; met dien verstande dat deze vrijstelling maar geldt gedurende één aanslagjaar.
4° Krachtens decreet beschermd is als stads- of dorpsgezicht of landschap, of van een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap; met dien verstande dat deze vrijstelling maar geldt gedurende één aanslagjaar.
5° Vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op datum van de vernieling of beschadiging.
6° Onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt tot één jaar na de ontzegeling.
7° Gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen eerste bouwvergunning, stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor renovatiewerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de bouwvergunning, stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning en per pand slechts éénmaal kan worden aangevraagd.
8° Gerenoveerd wordt blijkens een gedateerde en ondertekende renovatienota waarin minstens een overzicht van de voorgenomen werken en een stappenplan zijn opgenomen waaruit blijkt dat de woning, het gebouw of de andere woongelegenheid bewoonbaar gemaakt wordt, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van maximaal drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de renovatienota.
De renovatienota is niet cumuleerbaar met een vrijstelling op basis van een bouwvergunning, stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning (art.10§4 7°). De renovatienota kan slechts éénmalig per woning ingediend worden, pas na verkoop van de woning, kan de nieuw zakelijk gerechtigde wederom een renovatienota indienen.
Een bevoegde ambtenaar van de gemeente of de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare zijn gemachtigd de opvolging van de werken ter plaatse vast te stellen.
9° Het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het OCMW of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikels 5.82 tot en met 5.90 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
Art. 11. - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 12. - Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 13. - Bezwaar
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
Het bezwaarschrift kan via duurzame drager worden ingediend indien het college van burgemeester en schepenen in deze mogelijkheid voorziet.
De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
Art. 14.
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.
Art. 15.
Dit reglement treedt in voege op 1 januari 2025 en vervangt het vorige reglement en wordt bekend gemaakt conform artikel 285 en 286 DLB.
Gelet op de omzendbrief ABB 2019/2;
Gelet op artikel 464/1, 2° WIB;
Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
Gelet op artikelen 2.6.1.0.1 tot en met 2.6.7.7.1 en artikelen 3.1.0.0.4, §2 Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Art. 1. - Voor het aanslagjaar 2025, ingaande op 1 januari 2025 en voor een termijn van één jaar, eindigend op 31 december 2025, worden 50 opcentiemen geheven op de heffing van het Vlaamse gewest ter bestrijding van leegstaande en verwaarlozing van bedrijfsruimten.
Art. 2. - De gemeente doet een beroep op de medewerking van het agentschap Vlaamse Belastingdienst voor de inning van deze opcentiemen.
Art. 3. - Deze verordening wordt binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding ervan bij aangetekende brief bezorgd aan Agentschap Vlaamse Belastingdienst, Leegstandsheffing Bedrijfsruimten, Koning Albert II laan 35 bus 62, 1030 Brussel.
Art. 4. - Indien geen bezwaren worden ingediend gedurende het onderzoek de commodo et incommodo, dan zal deze verordening als definitief aanzien, aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur worden overgemaakt.
Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit, art. 2.5.1.0.1.;
De Vlaamse Codex Wonen stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Het is de opdracht van de gemeenten om de kwaliteit van woningen op het grondgebied van de gemeente te bewaken om het grondrecht op menswaardig wonen van de inwoners van de gemeente te vrijwaren. Het is wenselijk dat de gemeente zelf een belasting invoert op ongeschikte en onbewoonbare woningen, zodat ze maximaal deze opdracht kunnen vervullen.
Vanaf het aanslagjaar 2017 wordt de gewestelijke heffing op ongeschikte en onbewoonbare woningen niet geheven in gemeenten met een eigen belasting op ongeschikte en onbewoonbare woningen teneinde een dubbele heffing te vermijden, mits deze in overeenstemming is met art. 2.5.1.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Het invoeren van een gemeentelijke belasting O/O heeft als doel om de kwaliteit van het woningbestand in de gemeente te verhogen.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING
Art. 1. - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder:
1° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
2° Gewestelijke Inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: De inventaris vermeld in artikelen 3.19 tot en met 3.23 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
3° Inventarisatiedatum: De datum waarop een woning in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen is opgenomen.
4° Woning: Het goed vermeld in Art. 1.3 §1, eerste lid, 66° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
5° Zakelijk gerechtigde: De houder van één van de volgende zakelijke rechten:
HOOFDSTUK 2. BELASTING OP ONGESCHIKTE EN ONBEWOONBARE WONINGEN
Art. 2. - Belastingstermijn en belastbare grondslag
§ 1. Er wordt voor het jaar 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen die opgenomen zijn in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen.
§ 2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning gedurende twaalf opeenvolgende maanden opgenomen is in deze inventaris, of voor woningen die bij de inwerkingtreding van dit reglement reeds op de inventaris waren opgenomen, bij de eerstvolgende verjaardag van de inventarisatiedatum.
Zolang de woning niet is geschrapt uit deze inventaris, blijft de belasting verschuldigd bij het verstrijken van elke opeenvolgende periode van twaalf maanden.
Art. 3. - Belastingsplichtige
§ 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde van de ongeschikte of onbewoonbare woning op de verjaardag van de inventarisatiedatum.
§ 2. Indien er meerdere zakelijk gerechtigden zijn, zijn zij allen hoofdelijk gehouden tot betaling van de totale belastingschuld.
Art. 4. - Tarief van de belasting
§ 1. De belasting bedraagt:
Art. 5. - Vrijstelling
§ 1. Van de belasting is vrijgesteld:
§ 2. Een vrijstelling wordt verleend indien de kamer of de woning:
Art. 6. - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 7. - Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 8. - Bezwaar
§ 1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
§ 2. De indiening en de behandeling van het bezwaar gebeurt volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 9. - Kennisgeving toezicht
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.
Art. 10. - Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in voege op 01 januari 2025 en wordt bekend gemaakt conform artikel 285 en 286 DLB.
Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen;
Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het bestuursdecreet van 7 december 2018;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 2018 over het lokaal woonbeleid o.a. houdende subsidiëring van intergemeentelijk projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, waarbij een gemeente optioneel de actie “verwaarloosde gebouwen en woningen opsporen, registreren en aanpakken” kan uitvoeren;
Gelet op de bepalingen over het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen die terug te vinden zijn in de artikelen 2.15 tot en met 2.20 van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 27 juni 2019 waarin deze besliste om deel te nemen aan het project lokaal woonbeleid ‘Woondienst Regio Roeselare’ en om het projectvoorstel waarin de actie ”verwaarloosde gebouwen en woningen opsporen, registreren en aanpakken” inbegrepen is door het IGS van Woondienst Regio Roeselare goed te keuren;
De Vlaamse Codex Wonen stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Het is wenselijk dat op het grondgebied van de gemeente verwaarlozing van woningen en gebouwen voorkomen en bestreden wordt om de verloedering van de leef- en woonomgeving tegen te gaan. Het beleid met betrekking tot verwaarloosde woningen en gebouwen werd overgeheveld van het Vlaamse naar het gemeentelijk niveau, waarbij de gewestelijke registratie en heffing volledig werden opgeheven. Het is wenselijk dat op het grondgebied van de gemeente het beschikbare patrimonium voor wonen optimaal benut wordt. Het is aangewezen om rond woningkwaliteit als gemeente een integraal beleid te voeren met de instrumenten leegstand, verwaarlozing en conformiteit. Gezien de positieve ervaring rond het ingestelde gemeentelijke reglement verwaarlozing van 2017 tot en met 2019, waarbij de vrijstellingen van inventarisatie en/of heffing die in dit reglement zijn opgenomen, het best aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALING
Art. 1. - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder:
1° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
2° Bezwaarinstantie: Het college van burgemeester en schepenen;
3° Gebouw: Het onroerend goed vermeld in artikel 24, 2° van het Heffingsdecreet;
4° Gewestelijke inventarislijst van verwaarloosde gebouwen en/of woningen: De inventarislijst, tot 31 december 2016 vermeld in artikel 28, §1, eerste lid, 1° van het Heffingsdecreet;
5° Gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: De inventaris, sinds 1 januari 2017 vermeld in artikel 26 van het Heffingsdecreet;
6° Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen: Het register vermeld in artikel 3, §1 van dit reglement;
7° Heffingsdecreet: Het decreet van 22 december 1995 en 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen;
8° Registerbeheerder: De gemeentelijke administratieve eenheid en/of intergemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, het beheer en de actualisering van het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen;
9° Registratiedatum: De datum waarop een woning of een gebouw met toepassing van artikel 4 van dit reglement in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen is opgenomen;
10° Woning: Een goed vermeld in artikel 1.3 §1, eerste lid 66° van de Vlaamse Codex Wonen (elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande).
11° Zakelijk gerechtigde: De houder van één van de volgende zakelijke rechten:
HOOFDSTUK 2. REGISTRATIE VAN VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN
Art. 2. - Vaststelling van de verwaarlozing
De door het college van burgemeester en schepenen of de door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden, stellen de verwaarlozing van een woning of een gebouw vast in een genummerde administratieve akte, aan de hand van het model van technisch verslag dat als bijlage is toegevoegd aan dit reglement. Daarbij geldt een gebrek van categorie I voor één punt, van categorie II voor drie punten, van categorie III voor negen punten en van categorie IV voor achttien punten. Er is sprake van verwaarlozing als de indicaties in dit verslag een eindscore opleveren van minimaal 18 punten. Aan het verslag wordt minstens één foto van de woning of het gebouw toegevoegd.
Art. 3. - Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen
§ 1. De gemeente houdt een gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen bij.
In dit register worden minimaal de volgende gegevens opgenomen:
Art . 4. - Registratie van verwaarloosde woningen en gebouwen
§ 1. De registerbeheerder neemt een woning of een gebouw, waarvan is vastgesteld dat het verwaarloosd is, op in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, de vijfde werkdag na het verstrijken van de bezwaartermijn vermeld in artikel 6, §1, tweede lid, 4° of, wanneer een ontvankelijk bezwaar is ingediend, de eerste werkdag die volgt op de beslissing waarbij geoordeeld wordt dat het bezwaar ongegrond is.
§ 2. De registerbeheerder neemt alle in de gemeente gelegen woningen en gebouwen die op 31 december 2016 waren opgenomen in de gewestelijke inventarislijst van verwaarloosde gebouwen en/of woningen, op in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, de vijfde werkdag na het verstrijken van de bezwaartermijn vermeld in artikel 6, §1, tweede lid, 4°, of wanneer een ontvankelijk bezwaar is ingediend, de eerste werkdag die volgt op de beslissing waarbij geoordeeld wordt dat het bezwaar ongegrond is.
§ 3. Een woning die of een gebouw dat opgenomen is in het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen of woningen, kan eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§ 4. Een woning die opgenomen is in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen, kan eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Art. 5. - Kennisgeving van de voorgenomen registratie
Alle zakelijk gerechtigden, zoals bekend bij de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen, worden met een beveiligde zending in kennis gesteld van het voornemen om de woning of het gebouw op te nemen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Deze kennisgeving bevat:
De beveiligde zending wordt gericht aan de woonplaats van de zakelijk gerechtigde(n). Is de woonplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan wordt de beveiligde zending gericht aan zijn verblijfplaats. Is de verblijfplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan vindt de betekening plaats aan het adres van de woning of het gebouw waarop de administratieve akte betrekking heeft.
Art. 6. - Bezwaar tegen de voorgenomen registratie
§ 1. Tegen het voornemen, om een woning of een gebouw op te nemen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, vermeld in artikel 5, kan de zakelijk gerechtigde bezwaar indienen bij de bezwaarinstantie.
Op straffe van nietigheid moet het bezwaarschrift:
1° Ondertekend en gemotiveerd zijn;
2° Met een beveiligde zending worden ingediend;
3° Minimaal de volgende gegevens bevatten:
4° Worden betekend binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de betekening van de beveiligde zending vermeld in artikel 5.
§ 2. Een laattijdig ingediend bezwaar tegen een voorgenomen registratie wordt behandeld als een verzoek tot schrapping als vermeld in artikel 7.
Bij betekening per aangetekend schrijven geldt de datum van verzending als datum van de indiening van het bezwaarschrift.
§ 3. De vaststelling van de verwaarlozing kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
§ 4. Als het bezwaarschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§ 5. De bezwaarinstantie stuurt aan de indiener van een bezwaarschrift een ontvangstbevestiging.
§ 6. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke bezwaarschriften. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.
§ 7. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het bezwaar en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van orde van negentig dagen, die ingaat de dag na de betekening van het bezwaarschrift.
§ 8. Wordt het bezwaar ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw niet opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Art. 7. - Schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen
§ 1. De registerbeheerder schrapt een woning of een gebouw uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen wanneer de zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning of het gebouw geen indicaties van verwaarlozing meer vertoont die bij quotering in het model van technisch verslag, vermeld in artikel 2, 18 punten of meer zouden opleveren. De zakelijk gerechtigde richt hiertoe een schriftelijk verzoek aan de registerbeheerder.
Op straffe van nietigheid moet dit verzoek:
1° Ondertekend en gemotiveerd zijn;
2° Met een beveiligde zending worden ingediend;
3° Minimaal de volgende gegevens bevatten:
Bij betekening per aangetekend schrijven geldt de datum van verzending als datum van de indiening van het verzoek tot schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§ 2. De beëindiging van de staat van verwaarlozing kan aangetoond worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
§ 3. Als het verzoek tot schrapping ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§ 4. De registerbeheerder stuurt aan de indiener van het verzoek tot schrapping een ontvangstbevestiging.
§ 5. De registerbeheerder onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke verzoeken tot schrapping. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.
§ 6. De registerbeheerder doet uitspraak over het verzoek tot schrapping en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen die ingaat de dag na de betekening van verzoek.
Als de kennisgeving vermeld in het eerste lid niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd.
§ 7. Wordt het verzoek ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen. De datum van betekening van het verzoek tot schrapping geldt als datum van schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Art. 8. - Beroep tegen weigering tot schrapping
§ 1. Tegen de beslissing tot weigering van de schrapping van een woning of gebouw uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen bij de bezwaarinstantie.
Op straffe van nietigheid moet dit beroep:
1° Ondertekend en gemotiveerd zijn;
2° Met een beveiligde zending worden ingediend;
3° Minimaal de volgende gegevens bevatten:
4° Worden betekend binnen een termijn van 30 dagen die ingaat de dag na de betekening van de weigeringsbeslissing.
§ 2. De beëindiging van de staat van verwaarlozing kan aangetoond worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
§ 3. Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§ 4. De bezwaarinstantie stuurt aan de indiener van het beroep een ontvangstbevestiging.
§ 5. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.
§ 6. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen die ingaat de dag na de betekening van beroepschrift.
Als de kennisgeving vermeld in het eerste lid niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
§ 7. Wordt het beroep ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
HOOFDSTUK 3. BELASTING OP VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN
Art. 9. - Heffingstermijn en belastbare grondslag
§ 1. Er wordt voor het aanslagjaar 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die, gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden opgenomen zijn in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§ 2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning of het gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden opgenomen is in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Zolang de woning of het gebouw niet is geschrapt uit dit register, blijft de belasting verschuldigd bij het verstrijken van elke opeenvolgende periode van twaalf maanden.
Art. 10. - Belastingplichtige
§ 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde op de verwaarloosde woning of het verwaarloosd gebouw op de verjaardag van de registratiedatum.
§ 2. Indien er meerdere zakelijk gerechtigden zijn, zijn zij allen hoofdelijk gehouden tot betaling van de totale belastingschuld.
Art. 11. - Bedrag van de heffing
§ 1. De belasting bedraagt:
De belasting wordt vermeerderd met € 250 per bijkomende nieuwe termijn van twaalf maanden die de woning of het gebouw in het register staat, tot een maximum van € 1.000.
Art. 12. -Vrijstelling
§ 1. Van de belasting is vrijgesteld:
§ 2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:
Art. 13. - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 14. - Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 15. - Bezwaar
§ 1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
§ 2. De indiening en de behandeling van het bezwaar gebeurt volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 16. - Kennisgeving toezicht
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.
Art. 17.
Dit reglement treedt in voege op 01 januari 2025 en vervangt het vorige reglement.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het toenemend aantal tweede verblijven op het grondgebied van de gemeente;
Gelet op de lasten hieruit voortspruitend voor de gemeente;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het voorstel van de intergemeentelijke woondienst;
Overwegende dat met de invoer van de leegstandsheffing, de heffing van de tweede verblijven dient geactualiseerd te worden;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Er wordt voor het aanslagjaar 2025 een directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.
Art. 2. - Als tweede verblijf wordt beschouwd, elke private woongelegenheid die niet het hoofdverblijf vormt van de eigenaar of de huurder, maar die wel op elk moment door hem kan worden bewoond. Tweede verblijven zijn landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes, optrekjes en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans, die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger.
§ 1. Als tweede verblijf wordt niet beschouwd:
§ 2. De opsporing en vaststelling van tweede verblijven gebeurt door de bevoegde ambtenaar van de gemeente, aangesteld door het college van burgemeester en schepenen. De opsporing kan tevens gebeuren door een personeelslid, aangesteld door het college van burgemeester en schepenen, van de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare.
De bevoegde ambtenaren van de gemeente zijn gemachtigd de huidige toestand ter plaatse vast te stellen.
Art. 3. - De belasting valt ten laste van diegene die, op 1 januari van het aanslagjaar, gebruiker of zakelijk gerechtigde is van de woning die opgenomen is als tweede verblijf.
Art. 4. - De belasting wordt vastgesteld op € 400.
Art. 5. - De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier, dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 6. - De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 7. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen tegen deze belasting volgens de modaliteiten van het decreet van 30 mei 2008.
Art. 8. - Deze verordening wordt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur toegezonden.
Art. 9. - Deze verordening treedt in voege op 1 januari 2025.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op de zonale politieverordening;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Overwegende dat de gemeente regelmatig met sluikstorten geconfronteerd wordt;
Overwegende dat het jegens de sluikstorter vorderen van een billijke vergoeding voor de door de gemeente geleverde diensten, als maatregel van goed bestuur dient beschouwd te worden;
Art. 1. - Definitie van sluikstorten: Het wegwerpen van om het even welk voorwerp in de waterkommen, beken, grachten, gemeentelijke riolen of slikputten, in open of gesloten gronden, koeren of tuinen. Het achterlaten, opslaan of storten van afvalstoffen op niet-reglementaire tijdstippen of in niet-reglementaire recipiënten, in overtreding van artikel 12 van het decreet van 23 december 2011.
Art. 2. - Met ingang van 1 januari 2025 en voor een termijn eindigend op 31 december 2025 wordt een retributie gevestigd op het ambtshalve opruimen van sluikstorten door of in opdracht van de gemeente.
Art. 3. - De retributie is verschuldigd door iedere persoon die afvalstoffen achterlaat, opslaat of stort op openbare en private wegen, plaatsen en terreinen op een wijze die niet overeenstemt met het decreet van 23 december 2011 en latere wijzigingen betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, de gemeentelijke politieverordening betreffende het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, zonale politieverordening Arro Ieper en andere wettelijke bepalingen.
Art. 4. - Bij het ambtshalve opruimen van sluikstorten door de gemeente wordt het bedrag van deze retributie als volgt vastgesteld:
Art. 5. - Per geleverde prestatie wordt een onkostennota door de gemeentelijke diensten opgemaakt en overgemaakt aan de rekendienst.
Art. 6. – Zowel politieambtenaren als daartoe door het gemeentelijk bestuur aangestelde ambtenaren zijn gemachtigd om vaststellingen te doen van feiten, die aanleiding geven tot het vestigen van de retributie.
Art. 7. - De retributie is verschuldigd na het verstrekken van de dienst en dit op basis van een door het gemeentebestuur toegezonden betalingsverzoek. De retributie dient betaald te worden via overschrijving op de bankrekening van de gemeente binnen de dertig dagen na toezending van het betalingsverzoek.
Bij gebrek aan betaling binnen deze termijn, zal het verschuldigde bedrag worden ingevorderd op basis van artikel 177 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 of via een procedure bij de burgerlijke rechtbank.
Art. 8. - Deze beslissing wordt overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Gelet op het decreet van 9 juli 2021;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, afgekort als DGPB;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening, afgekort als VCRO;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat de gemeente het wenselijk acht om potentiële woonlocaties vrij te maken en om grondspeculatie tegen te gaan;
Overwegende dat het wenselijk is om realiseerbare onbebouwde gronden en onbebouwde kavels te activeren in de gemeente;
Overwegende dat de invoering van een activeringsheffing de gemeente toelaat om de eigenaars van die gronden en kavels daartoe aan te sporen;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
Art. 2. - Een kavel of bouwgrond wordt als bebouwd aanzien wanneer de oprichting van een hoofdgebouw erop is aangevat op 1 januari van het aanslagjaar, overeenkomstig een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
Art. 3. - Er wordt voor het aanslagjaar 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de onbebouwde bouwgronden en kavels die voorkomen in het gemeentelijk register van onbebouwde percelen.
Art. 4.
§1. De activeringsheffing is verschuldigd door de personen die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar zijn van de bouwgrond of kavel. Indien er een recht van opstal of erfpacht bestaat, is de activeringsheffing verschuldigd door de erfpachter of de opstalhouder.
§2. Zo er meerdere heffingsplichtigen zijn, zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde activeringsheffing.
Art. 5.
§1. Het bedrag wordt vastgesteld op € 20 per strekkende meter, lengte van de bouwgrond of kavel palende aan de openbare weg, evenwel met een minimale heffing van € 200 per bouwgrond of kavel.
§2. Wanneer een perceel aan twee of meer straten paalt, zal de grootste perceellengte langs een van die straten als grondslag van de belastingberekening in aanmerking komen. Indien het een hoekperceel betreft, wordt de grootste van de perceellengten in aanmerking genomen, vermeerderd met de helft van de afgesneden of afgeronde hoek.
§3. De bedragen, vermeld in §1 zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemmen overeen met de index van januari 2023 (initiële index). Ze worden jaarlijks op 01 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand januari.
Art. 6. - Van de activeringsheffing zijn vrijgesteld, in afwijking van het grond- en pandendecreet en enkel in dit reglement van toepassing:
Art. 7. - De activeringsheffing wordt niet geheven op bouwgronden en kavels die tijdens het heffingsjaar niet voor bebouwing kunnen worden bestemd:
Art. 8. - Een vrijstelling wordt verleend aan de houders van een in laatste administratieve aanleg verleende verkavelingsvergunning of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden en dit gedurende vijf jaren, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de afgifte van de vergunning in laatste administratieve aanleg, respectievelijk, wanneer de verkaveling werken omvat, vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van afgifte van het attest, vermeld in art. 4.2.16 §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, desgevallend voor die fase van de verkavelingsvergunning waarvoor het attest wordt verleend.
Art. 9. - Benevens de vrijstellingen, verleend bij of krachtens deze afdeling, geldt onverkort de algemene onbelastbaarheid van de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de gemeenten voor wat betreft goederen van het openbaar domein en van goederen van het privaat domein die voor een dienst van openbaar nut worden aangewend.
Art. 10. - De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.
Art. 11. - Het belastingkohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 12. - De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. De verwijlintresten zullen worden toegepast en berekend overeenkomstig de regelen, geldend voor de directe rijksbelastingen.
Art. 13. - De belastingschuldige kan een bezwaar tegen deze belasting indienen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente. Het bezwaar moet, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Overeenkomstig artikel 3.6.0.0.1. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, kan de belastingschuldige bij een materiële vergissing ontheffing aanvragen binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd - zie hoofdstuk 6 van Vlaamse Codex Fiscaliteit. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Art. 14. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Gelet op het decreet van 9 juli 2021;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op Artikel 5.6.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening, afgekort als VCRO;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat de gemeente het wenselijk acht om een belasting op de onbebouwde bouwgronden die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in een industriegebied en palend aan een openbare weg die voldoende is uitgerust;
Overwegende dat de invoering van een activeringsheffing de gemeente toelaat om de eigenaars van die gronden en kavels aan te sporen om deze gronden te activeren;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
Art. 2. - Een kavel of bouwgrond wordt als bebouwd aanzien wanneer de oprichting van een hoofdgebouw erop is aangevat op 1 januari van het aanslagjaar, overeenkomstig een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
Art. 3. - Er wordt voor het aanslagjaar 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de onbebouwde bouwgronden en kavels.
Art. 4.
§1. De activeringsheffing is verschuldigd door de personen die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar zijn van niet bebouwde gronden, gelegen in gebieden bestemd voor industrie volgens het plannenregister en palend aan een openbare weg die voldoende is uitgerust zoals bepaald in artikel 4.3.5, Vlaamse codex ruimtelijke ordening. Indien er een recht van opstal of erfpacht bestaat, is de activeringsheffing verschuldigd door de erfpachter of de opstalhouder.
§2. Zo er meerdere heffingsplichtigen zijn, zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde activeringsheffing.
Art. 5.
§1. Het bedrag wordt vastgesteld op € 20 per strekkende meter, lengte van de bouwgrond of kavel palende aan de openbare weg, evenwel met een minimale heffing van € 200 per bouwgrond of kavel.
§2. Wanneer een perceel aan twee of meer straten paalt, zal de grootste perceellengte langs een van die straten als grondslag van de belastingberekening in aanmerking komen. Indien het een hoekperceel betreft, wordt de grootste van de perceellengten in aanmerking genomen, vermeerderd met de helft van de afgesneden of afgeronde hoek.
§3. De bedragen, vermeld in §1 zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemmen overeen met de index van januari 2023 (initiële index). Ze worden jaarlijks op 01 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand januari.
Art. 6. - Van de activeringsheffing zijn vrijgesteld:
De krachtens artikel 6 verleende ontheffingen gelden slechts gedurende de vijf kalenderjaren die volgen op de verwerving van het goed. Ze gelden gedurende de vijf dienstjaren die volgen op de inwerkingtreding van de belastingverordening, indien het goed op dat tijdstip reeds verworven is.
Art. 7. – De activeringsheffing wordt niet geheven op onbebouwde industriegronden, die tijdens het heffingsjaar niet voor bebouwing kunnen worden bestemd:
Art. 8. - Benevens de vrijstellingen, verleend bij of krachtens deze afdeling, geldt onverkort de algemene onbelastbaarheid van de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de gemeenten voor wat betreft goederen van het openbaar domein en van goederen van het privaat domein die voor een dienst van openbaar nut worden aangewend.
Art. 9. - De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.
Art. 10. - Het belastingkohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 11. - De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet. De verwijlintresten zullen worden toegepast en berekend overeenkomstig de regelen, geldend voor de directe rijksbelastingen.
Art. 12. - De belastingschuldige kan een bezwaar tegen deze belasting indienen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente. Het bezwaar moet, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Overeenkomstig artikel 3.6.0.0.1. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, kan de belastingschuldige bij een materiële vergissing ontheffing aanvragen binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd - zie hoofdstuk 6 van Vlaamse Codex Fiscaliteit. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Art. 13. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Art. 14. – Deze heffing treedt in voege op 1 januari 2025.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie – en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning met latere wijzigingen en haar bijlagen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Belastbaar feit
§1. Er wordt voor het aanslagjaar 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de meldingen en aanvragen bedoeld in het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en een gemeentebelasting gevestigd op aanvragen tot inlichtingen die enig opzoekingswerk vereisen zoals opgesomd onder artikel 3.
Art. 2. - Belastingplichtige
De belasting is verschuldigd door de aanvrager van de inlichtingen, de vergunning of de melding en bij gebreke daarvan de vergunninghouder of exploitant.
Art. 3. - Bedrag van de heffing voor inlichtingen met enig opzoekingswerk
§1. Er wordt een belasting gevestigd op de aanvragen van volgende inlichtingen die enig opzoekingswerk vereisen:
Informatie inzake bodemonderzoek en – sanering |
€ 30 |
Informatie voor het opstellen van MER – rapport |
€ 75 |
§2. In uitvoering van bovenstaande wordt onder één volledig dossier verstaan: alle noodzakelijke informatie betreffende één perceel of verschillende percelen, op voorwaarde dat deze aan elkaar grenzen zonder onderbreking en dat deze in handen zijn van dezelfde eigenaar(s).
Art. 4. - Bedrag van de heffing voor meldingen en aanvragen bedoeld in het decreet betreffende de omgevingsvergunning, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening of het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
Art. 4.1. - Belasting per dossiertype
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belastingen die worden gevestigd op de meldingen en aanvragen bedoeld in:
|
Vlaamse overheid of |
|
Melding van
|
|
|
Aanvraag vergunning via de eenvoudige
Bijkomend vast recht per bijkomende |
+ € 25 |
|
Aanvraag vergunning via de gewone procedure
Bijkomend vast recht per bijkomende |
+ € 25 |
|
Aanvraag tot het verkavelen van gronden Bijkomend vast recht per lot opgenomen in |
€ 150 + € 25/lot |
|
Aanvraag tot het bijstellen van de Bijkomend vast recht per lot opgenomen in |
€ 150
+ € 25/lot |
|
Aanvraag tot omzetting milieuvergunning naar permanente omgevingsvergunning |
€ 100 |
|
Omzetting van omgevingsvergunning na |
€ 50 |
|
Melding van de overdracht van de vergunning |
€ 50 |
|
Aanvraag van een stedenbouwkundig attest |
€ 50 |
|
Aanvraag van een planologisch attest |
€ 250 |
€ 250 |
Aanvraag voor het organiseren van een projectvergadering |
€ 100 |
|
Aanvraag voor het bijstellen van milieuvoorwaarden |
€ 150 |
|
Art. 4.2. - Bijkomende belasting per procedurestap
Indien onderstaande opdrachten moeten worden uitgevoerd binnen een bepaalde procedure, worden de bedragen die vermeld zijn onder art. 4.1 verhoogd per bijkomende procedurestap:
Digitaliseren van analoog ingediende dossiers |
€ 75 |
Administratieve lus of hernemen van procedurestap naar aanleiding |
€ 30 |
Organiseren van een informatievergadering |
€ 100 |
Art. 5. - Vrijstellingen
Er is vrijstelling van belasting voor:
Art. 6. - Invordering
Het bedrag moet uiterlijk 1 maand na verzending van het betalingsverzoek worden betaald. Indien het bedrag niet wordt betaald binnen de vooropgestelde termijn, wordt de belasting ingevorderd door middel van een kohier overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen en later wijzigingen.
Art. 7. - Bezwaar
§1. De belastingschuldige kan tegen de belasting een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn. Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger wil uitgenodigd worden op de hoorzitting moet dit in het bezwaarschrift worden gevraagd.
§2. De indiening moet gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de datum van de contante inning.
§3. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
Art. 8. - Bekendmaking
Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig art. 286 en 287 van het decreet lokaal bestuur en wordt verzonden aan de gouverneur overeenkomstig art. 330 van het decreet lokaal bestuur.
Gelet op het gemeentelijk reglement houdende inname openbaar domein goedgekeurd in de gemeenteraad van 25 juni 2015;
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Overwegende dat de tijdelijke ingebruikname van het openbaar domein door derden hinder veroorzaakt voor burgers en de verkeersonveiligheid verhoogt;
Overwegende dat de afhandeling van de vergunningsaanvragen arbeidsintensief is, zowel op administratief vlak als op vlak van toezicht. Daarom is een minimumtarief ingevoerd;
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2025 en eindigend op 31 december 2025 wordt ten behoeve van de gemeente, een retributie geheven op het gebruik van het openbaar domein, meer bepaald op:
Art. 2. - Deze retributie is verschuldigd door de persoon, vereniging of vennootschap die het openbaar domein in gebruik neemt. De ingebruiknemer, de uitbater en de eigenaar zijn solidair verantwoordelijk.
Art. 3. - De inname wordt online aangevraagd door diegene die de hinder veroorzaakt van de in artikel 1 niet-limitatief opgesomde voorwerpen. In hun aanvraag moeten zij de juiste ligging, de lengte en de breedte van de gewenste bezetting vermelden. De aanvraag gebeurt minstens 3 werkdagen voorafgaand aan de inname. Elke wijziging die naderhand aan deze bezetting wordt aangebracht moet binnen de 48 uren via het portaal meegedeeld worden.
Art. 4. - De retributie wordt bepaald op basis van de door de aanvrager aangeleverde gegevens. De controle wordt gedaan door de afgevaardigden van het gemeentebestuur. De retributie blijft voor de volledige duur van de bezetting van het openbare domein ten laste van de vergunningshouder.
Art. 5. - Voor het innemen van een gedeelte van het openbaar domein is volgende retributie verschuldigd:
Deze retributie is verschuldigd voor elke inname. Voor de verrekening van de duur gelden volgende principes:
Art. 6. - Wanneer de bevoegde ambtenaar vaststelt dat men niet over een vergunning beschikt of dat de toegestane termijn voor het bezetten van het openbaar domein is overschreden zonder dat de melding tot verlenging werd ontvangen, wordt een administratieve gasboete opgelegd conform het zonaal politiereglement (art. 2.2.1.1).
Art. 7. - Het innemen van een gedeelte van het openbaar domein is vrijgesteld van retributie bij:
Art. 8. - De betaling van de retributie wordt direct via het elektronisch platform ‘Spotbooking’ afgehandeld.
Art. 9. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing, kan het nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar niet heeft goedgekeurd.
Art. 10. - Afschrift van deze beslissing zal worden overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Overwegende dat voor prestaties, verricht door de gemeentelijke diensten of door een aangestelde, in opdracht van de gemeente, een retributie zal aangerekend worden;
Overwegende dat bedrijven, handelszaken en restaurants conform het KB van 01.02.1991 bewegwijzering kunnen aanvragen die door de gemeente geplaatst wordt;
Gelet op art 40 en 41 van het Decreet Lokaal Bestuur;
Overwegende dat voor materialen, verkocht door de gemeente, een vergoeding wordt gevraagd;
Overwegende dat het gaat om prestaties die rechtstreeks ten goede komen aan een individuele burger of een bedrijf;
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2025 en eindigend op 31 december 2025 wordt ten behoeve van de gemeente, een retributie geheven voor volgende interventies en prestaties uitgevoerd door de gemeentelijke diensten of aangestelde van de gemeente:
Art. 2. - Deze retributie wordt ten laste gelegd aan de personen of instellingen die erom verzoeken of die de schade hebben berokkend.
Wanneer er geen voetpad aanwezig is langsheen de openbare weg, beslist het college over het tijdstip van aanleg.
Art. 3. - Voor wat betreft art. 1, punten 1,2,3,4 en 5, worden de werken uitgevoerd na het ontvangen van een goedkeurde offerte, ondertekend door de aanvrager en na overleg.
Art. 4. - Het bedrag van deze retributie wordt als volgt vastgesteld:
Art. 5. - Per geleverde prestatie wordt een onkostennota door de gemeentelijke diensten opgemaakt en overgemaakt aan de rekendienst.
Art. 6. - De retributie is verschuldigd na het verstrekken van de dienst en dit op basis van een door het gemeentebestuur toegezonden betalingsverzoek. De retributie dient betaald te worden via overschrijving op de bankrekening van de gemeente binnen de dertig dagen na toezending van het betalingsverzoek.
Bij gebrek aan betaling binnen deze termijn, zal het verschuldigde bedrag worden ingevorderd op basis van artikel 177 van het Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017 of via een procedure bij de burgerlijke rechtbank.
Art. 7. - Deze beslissing wordt overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Gelet op het gemeentelijk reglement houdende inname openbaar domein goedgekeurd in de gemeenteraad van 25 juni 2015;
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Overwegende dat door de inname van openbaar domein er enige hinder kan ontstaan;
Overwegende dat het wenselijk is voor een vaste standplaats van frituren, viskramen en verkoopsautomaten een afzonderlijk plaatsrecht te bepalen;
Overwegende dat het billijk lijkt om een onderscheid te maken in prijs tussen verkoopkramen die de gemeentelijke foorkasten gebruiken en diegenen die deze niet gebruiken;
Overwegende dat er foorkasten worden gebruikt voor commerciële doeleinden;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2025 tot 31 december 2025 zal een plaatsrecht
Wanneer vastgesteld wordt dat de inname openbaar domein werd ingenomen zonder voorafgaande vergunning, wordt dit bestraft met een administratieve sanctie, zoals voorzien in de zonale politieverordening.
Art. 2. – Er worden elektriciteitskasten (foorkasten) tegen betaling ter beschikking gesteld op openbare plaatsen op het grondgebied van de gemeente Moorslede. De kandidaat-energiegebruiker richt zijn aanvraag voorafgaandelijk aan het college van burgemeester en schepenen.
Art. 3. - De betaling van de verschuldigde retributie geschiedt binnen de dertig dagen vanaf verzending van de factuur aan de financiële dienst van het lokaal bestuur Moorslede.
Art. 4. - Vrijstelling wordt verleend voor:
Art. 5. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van Burgemeester en Schepenen. Het bezwaar moet, op straffe van nietigheid, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Wanneer het bezwaar het herstel beoogt van een materiële vergissing, kan het nochtans geldig worden ingediend zolang de gouverneur de dienstjaarrekening van het jaar niet heeft goedgekeurd.
Art. 6. - Afschrift van deze beslissing zal worden overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad, in zitting van 17 december 2020, houdende herziening tarievenreglement van de vergunningen op de gemeentelijke begraafplaatsen;
Overwegende dat een aantal aanpassingen en aanvullingen aan dit tarievenreglement noodzakelijk zijn, onder meer de tarieven van de grafkelders;
Gelet op het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, gewijzigd bij het decreet van 10 november 2005, bij het decreet van 18 april 2008, de decreten van 9 december 2011, het decreet van 22 februari 2013, het decreet van 28 maart 2014, het decreet van 28 oktober 2016, het decreet van 10 februari 2017, het decreet van 29 maart 2019 en het decreet van 24 januari 2024;
Gelet op artikel 41 van het decreet lokaal bestuur;
Raadslid Ward Gillis meldt dat dit een serieuze verhoging is, vooral voor de urnevelden die een kleinere oppervlakte innemen t.a.v. de klassieke graven. Dit is een verkapte belastingsverhoging.
Schepen Sherley Beernaert meldt dat dit marktconform is en dat er een urnekelder geplaatst wordt.
Art. 1. - De tarieven van de grondvergunningen en columbariums in de gemeentelijke begraafplaatsen worden als volgt vastgesteld:
Omschrijving van de retributie |
Aantal personen |
Termijn |
Tarief inwoner |
Tarief niet-inwoner |
Niet-geconcedeerd |
|
|
|
|
Kosteloze begraving van een kist |
1 |
10 jaar |
gratis |
gratis |
Kosteloze begraving in een columbarium of urneveld |
1 |
10 jaar |
gratis |
gratis |
Asverstrooiing |
1 |
NVT |
gratis |
€ 100 |
Naamplaatje strooiweide |
1 |
NVT |
€ 50 |
€ 50 |
|
|
|
|
|
Concessies |
|
|
|
|
Concessie in columbarium |
1 tot 2 |
30 |
€ 420 |
€ 840 |
Concessie in columbarium |
1 tot 2 |
50 |
€ 700 |
€1400 |
Concessie in urneveld |
1 tot 4 |
30 |
€ 420 |
€ 840 |
Concessie in urneveld |
1 tot 4 |
50 |
€ 700 |
€1400 |
Grafconcessie volle grond |
1 tot 2 |
30 |
€ 420 |
€ 840 |
Grafconcessie kelder (kelder apart te betalen) |
1 tot 3 |
30 |
€ 420 |
€ 840 |
Grafconcessie kelder (kelder apart te betalen) |
1 tot 3 |
50 |
€ 700 |
€1400 |
Openen en sluiten van een graf (kelder of volle grond) |
|
|
€125 |
€250 |
Bijzetting in lopende concessie van personen die niet in de vergunningsakte staan |
1 |
Looptijd van de grafconcessie wijzigt niet |
€ 125 |
€ 250 |
Bijzetting van een boventallige urne in een grafconcessie kelder met een maximum van 2 per kelder |
1 |
Looptijd van de grafconcessie wijzigt niet |
€ 125 |
€ 250 |
Kosteloze tijdelijke vergunning kinderen tot en met 7 jaar, geen bijzettingen mogelijk |
1 |
30 jaar |
gratis |
NVT |
Omschrijving van de retributie |
Tarief |
Grafkelder 1 persoon |
€ 700 |
Grafkelder 2 personen |
€ 750 |
Grafkelder 3 personen |
€ 1000 |
Bijzettingen in een lopende concessie, van overledenen die niet opgenomen zijn in de vergunningsakte, kunnen enkel gebeuren mits uitdrukkelijke toestemming van de familie in eerste graad en indien er nog plaats vrij is in de betreffende concessie. Het College en burgemeester en schepenen neemt hierin de eindbeslissing. De looptijd van de aanwezige vergunning van de grafkelder waar de urne(n) bijgeplaatst wordt, wijzigt niet.
Niet-inwoners zijn personen die de laatste 3 jaar voor hun overlijden, niet ingeschreven waren in het bevolkingsregister van de gemeente, doch overeenkomstig het huishoudelijk reglement der begraafplaatsen toch in Moorslede begraven worden.
Gewezen inwoners van Moorslede, die minstens 20 jaar in de bevolkingsregisters waren ingeschreven en die rechtstreeks vanuit Moorslede in een rusthuis of een instelling in een andere gemeente werden opgenomen, worden beschouwd als inwoners.
Kinderen tot en met 7 jaar worden begraven op de speciaal daartoe voorziene kinderbegraafplaats of in het urneveld of columbarium met een kosteloze tijdelijke verguning. Na het verstrijken van de termijn van 30 jaar is verlenging van deze concessie mogelijk, mits deze wordt aangekocht.
Art. 2. - Het tarief der ontgravingen of verplaatsing urne in de gemeentelijke begraafplaatsen is als volgt vastgesteld:
Administratieve kost: € 125
Deze rechten zijn niet verschuldigd in volgende gevallen:
De ontgravingen van de stoffelijke resten dienen uitgevoerd te worden door een daartoe gespecialiseerde firma. De kosten hiervan vallen ten laste van de aanvrager.
Art. 3. - De tarieven voor hernieuwing der grondvergunningen voor het verstrijken van de termijn in de gemeentelijke begraafplaatsen worden als volgt vastgesteld:
Omschrijving van de retributie |
Termijn |
Tarief |
Hernieuwing eeuwigdurende concessie |
50 jaar |
gratis |
Hernieuwing concessie columbarium, urneveld of graf |
10 jaar |
€ 140 |
Art. 4. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan de financieel directeur.
Art. 5. - Dit reglement heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2025.
Art. 6. - Afschrift van deze beslissing zal overgemaakt worden aan de heer Provinciegouverneur.
Gelet op de wetswijziging in 2023, in werking tredend vanaf 1 april 2024, meer specifiek:
Deze wetswijziging bepaalt onder andere dat de regels of voorwaarden die de gemeente oplegt, bepaald moeten zijn in het gemeentelijk reglement;
Bij gebrek aan dergelijk reglement werd een nieuw gemeentelijk reglement opgesteld;
Gelet op het decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017, artikel 40;
Gelet op de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 2005, 20 juli 2006, 22 december 2009 en 21 januari 2013 en de decreten van 24 februari 2017 en 3 maart 2023 artikelen 8 tot en met 10;
Gelet op het koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering van 21 april 2017 en 22 september 2023, artikel 15 en 23 tot en met 44;
Overwegende dat volgens artikel 8 §1 van de wet van 25 juni 1993 de organisatie van ambulante en kermis-activiteiten op de openbare markten en kermissen, wordt geregeld bij gemeentelijk reglement;
Overwegende dat volgens artikel 9 § 1 van de wet van 25 juni 1993 de organisatie van ambulante en kermis-activiteiten op het openbaar domein, buiten de openbare markten en kermissen, wordt geregeld bij gemeentelijk reglement;
Het gemeentebestuur neemt de voorwaarden en regels zoals opgelegd in de wet over in het gemeentelijk reglement, met volgende aanvullingen:
In bijlage kan het reglement geraadpleegd worden;
Voorstel tot goedkeuring van het reglement in bijlage voor ambulante activiteiten op de openbare markten en op openbaar domein;
Art. 1. - De raad keurt het reglement in bijlage definitief goed.
In artikel 177 van het Decreet Lokaal Bestuur staat o.a. het volgende te lezen:
"De financieel directeur staat in volle onafhankelijkheid in voor:
1° de voorafgaande krediet- en wetmatigheidscontrole van de beslissingen van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met budgettaire en financiële impact, overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 266 en 267;
2° het debiteurenbeheer, in het bijzonder de invordering van de fiscale en niet-fiscale ontvangsten en het verlenen van kwijting.
De financieel directeur rapporteert in volle onafhankelijkheid over de volgende aangelegenheden aan de gemeenteraad, aan de raad voor maatschappelijk welzijn, aan het college van burgemeester en schepenen, en aan het vast bureau over de thesaurietoestand, de liquiditeitsprognose, de beheerscontrole en de evolutie van de budgetten."
Gelet op het rapport opgemaakt door de financieel directeur op 4 november 2024;
Art. 1. - De financiële rapportage, toestand t.e.m. 4 november 2024, zoals voorgelegd door de financieel directeur wordt goedgekeurd.
Art. 2. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan de provinciegouverneur.
Aan de gemeenteraad wordt gevraagd kennis te nemen van de opvolgingsrapportering uitvoering meerjarenplan 20-25 (kwartaal 1 t.e.m. 3) van 2024.
Gelet op art. 263, 2e lid decreet lokaal bestuur: Algemene basisbevoegdheid;
Art. 1. - De gemeenteraad neemt kennis van het opvolgingsrapport uitvoering MJP 20-25 voor de eerste 3 kwartalen van 2024.
Gelet op het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen inzonderheid de artikels 40 en 41 betreffende de bevoegdheden van de gemeenteraad en de artikels 326 tot en met 341 betreffende het bestuurlijk toezicht;
Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid en meer bepaald artikel 68 § 1 dat bepaalt dat de gemeentelijke dotatie wordt ingeschreven in de uitgaven van elke gemeentebegroting;
Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid en meer bepaald artikel 68 § 2 dat bepaalt: ‘de dotaties van de gemeenten van de zone worden jaarlijks vastgelegd door de raad op basis van een akkoord, bereikt tussen de verschillende betrokken gemeenteraden. Het akkoord wordt bereikt ten laatste op 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de dotatie bestemd is. …’
Overwegende dat de gemeente Moorslede conform het Koninklijk Besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones, wordt ingedeeld in hulpverleningszone 2 West-Vlaanderen (verder Zone Midwest genoemd);
Overwegende dat Zone Midwest in zitting van de prezoneraad op 27 mei 2014 een akkoord bereikte m.b.t. de financiële verdeelsleutel die de dotatie bepaalt van elke gemeente aan de Zone Midwest; na diverse infosessies aan schepenen, raadsleden, financieel beheerders en secretarissen werd de financiële verdeelsleutel herbevestigd tijdens de prezoneraad op 24 juni 2014;
Deze financiële verdeelsleutel werd bevestigd in het voorontwerp van begroting (pré-begroting) door het zonecollege in zitting van 27 augustus 2024 m.b.t. de opmaak van het budget voor 2025.
Een informatievergadering voor de gemeentebesturen vond plaats op 3 oktober 2024.
Overwegende dat deze financiële verdeelsleutel opnieuw werd bevestigd door de zoneraad in zitting van 22 oktober 2024 m.b.t. de opmaak van het budget voor 2025;
Overwegende dat de totale exploitatietoelage van de gemeenten voor 2025 € 8.113.947,00 de totale investeringstoelage voor 2025 € 1.605.000,00 en de totale gemeentelijk gezamenlijke toelage € 9.718.947,00 bedraagt.
De exploitatietoelage voor de gemeente Moorslede wordt vastgesteld op € € 306.344,00 en de investeringstoelage voor de gemeente Moorslede wordt vastgesteld op € 64.842,00. Deze kredieten werden voor het jaar 2025 in het MJP 2020-2025 ingeschreven.
Gelet op het visum van de financieel directeur op de ingeschreven toelagen werd verleend op 23 oktober 2024.
Op voorstel van de burgemeester.
Art. 1. - De gemeenteraad neemt akte van de financiële verdeelsleutel die de jaarlijkse bijdrage van elke gemeente aan de Zone Midwest vastlegt en die door de zoneraad in zitting van 22 oktober 2024 voor de begroting 2025 werd herbevestigd.
Art. 2. - De gemeenteraad gaat akkoord met de exploitatietoelage aan de Zone Midwest voor 2025 die in de onderstaande tabel wordt weergegeven:
Gemeente | Dotatie 2025 (in euro) |
Ardooie |
€ 310.247,50 |
Hooglede | € 332.173,50 |
Ingelmunster | € 287.777,50 |
Izegem | € 839.381,50 |
Lichtervelde | € 274.229,00 |
Meulebeke | € 309.869,50 |
Moorslede | € 306.344,00 |
Pittem | € 226.980,00 |
Roeselare | € 3.238.626,50 |
Ruiselede | € 149.337,50 |
Staden | € 343.782,50 |
Tielt | € 671.744,50 |
Wingene | € 420.215,50 |
Dentergem | € 204.229,50 |
Oostrozebeke | € 199.008,50 |
Totaal | € 8.113.947,00 |
Art. 3. - De gemeenteraad gaat akkoord met de investeringstoelage aan de Zone Midwest voor 2025 die in de onderstaande tabel wordt weergegeven:
Gemeente | Dotatie 2025 (in euro) |
Ardooie |
€ 63.397,50 |
Hooglede | € 68.533,50 |
Ingelmunster | € 68.533,50 |
Izegem | € 184.093,50 |
Lichtervelde | € 52.965,00 |
Meulebeke | € 70.780,50 |
Moorslede | € 64.842,00 |
Pittem | € 49.755,00 |
Roeselare | € 549.712,50 |
Ruiselede | € 33.223,50 |
Staden | € 71.422,50 |
Tielt | € 148.462,50 |
Wingene | € 90.361,50 |
Dentergem | € 45.100,50 |
Oostrozebeke | € 43.816,50 |
Totaal | € 1.605.000,00 |
Art. 4. - Een afschrift van dit besluit wordt overgemaakt aan de voorzitter van de zoneraad van Zone Midwest, Kwadestraat 159 te 8800 Roeselare en aan de zonesecretaris van Zone Midwest.
Art. 5. - In uitvoering van artikel 252 § 1 van het Gemeentedecreet wordt binnen de 20 dagen na het nemen van dit besluit, deze beslissing ter kennis gebracht van de provinciegouverneur.
Gelet op artikel 41, tweede lid, 10° van het Decreet Lokaal Bestuur (of artikel 56, §3 of § 4 GD);
Gelet op de wetgeving op de overheidsopdrachten, inzonderheid op de artikelen 2, 6°, 43, § 1, tweede lid en 47 van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten;
Gelet op de principiële beslissing van de raad van bestuur van Cipal dv van 26 oktober 2023 tot gunning via een openbare procedure van de overheidsopdracht waarvan het voorwerp bestaat uit “de verwerving van standaard software en bijhorende dienstverlening”;
Gelet op de in uitvoering van deze beslissing door de raad van bestuur van Cipal dv goedgekeurde opdrachtdocumenten, inzonderheid:
Gelet op de beslissing van de raad van bestuur van Cipal dv van 12 september 2024 waarbij voornoemde opdracht wordt gegund aan SoftwareONE BE bv met maatschappelijke zetel te Esplanade 1, 1020 Brussel;
Overwegende de voornoemde opdracht van Cipal dv “Raamovereenkomst voor de verwerving van licenties, gebruiksrechten, cloud abonnementen, onderhouds- en ondersteuningsprogramma’s m.b.t. standaard software en bijhorende dienstverlening” (Bestek nr. CSMRTSOFT23b) een raamovereenkomst is met één leverancier en Cipal dv treedt hierbij op als aankoopcentrale in de zin van artikelen 2,6° en 47 van de wet van 17 juni 2016;
Overwegende de gemeente kan van de mogelijkheid tot afname van de raamovereenkomst via de aankoopcentrale gebruik maken waardoor zij/het krachtens artikel 47, § 2 van de wet van 17 juni 2017 is vrijgesteld van de verplichting om zelf een gunningsprocedure te organiseren;;
Overwegende dat het is aangewezen dat de gemeente gebruik maakt van de aankoopcentrale om volgende redenen:
Overwegende dat de gemeente niet verplicht is tot enige afname van de raamovereenkomst (geen afnameverplichting);
Overwegende dat de nodige budgetten beschikbaar zijn;
Art. 1. - De gemeente doet een beroep op de aankoopcentrale van Cipal dv voor de aankoop van standaard software aangeboden via de raamovereenkomst “Raamovereenkomst voor de verwerving van licenties, gebruiksrechten, cloud abonnementen, onderhouds- en ondersteuningsprogramma’s m.b.t. standaard software en bijhorende dienstverlening” (Bestek nr. CSMRTSOFT23b).
Art. 2. - Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering.
Gelet op het feit dat de gemeente Moorslede deelnemer is van de West-Vlaamse intercommunale - dienstverlenende vereniging, afgekort tot WVI;
Gelet op het decreet van het lokaal bestuur van 22 december 2017;
Gelet op de statuten van de WVI;
Gelet op het feit dat de gemeenteraad in zitting d.d. 24 oktober 2024 reeds de agenda goedkeurde;
Gelet op het feit dat op vrijdag 25 oktober 2024 door WVI een nieuwe uitnodiging werd verstuurd, gezien er 2 extra agendapunten zijn;
Gelet op de uitnodiging met agenda van 25 oktober 2024 van de WVI tot de buitengewone algemene vergadering van 27 november 2024 om 18.30 uur in verband met:
Gehoord het college van burgemeester en schepenen in zijn verslag;
Art. 1. - De agenda en elk van de afzonderlijke punten van de agenda van de buitengewone algemene vergadering van de dienstverlenende vereniging WVI die plaatsvindt op 27 november 2024 worden goedgekeurd:
Art. 2. - Aan de vertegenwoordiger van de gemeente Moorslede, houder van 4.734 aandelen, die zal deelnemen aan de buitengewone algemene vergadering van de dienstverlenende vereniging WVI die plaatsvindt op 27 november 2024 om 18.30 uur in Cultuurzaal De Balluchon, Moerestraat 19, 8680 Koekelare, wordt het mandaat gegeven om:
Art. 3. - Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van de hierbij genomen beslissingen en deze over te maken aan de toezichthoudende overheid en er kennis van te geven aan WVI vóór de buitengewone algemene vergadering plaatsvindt.
Gelet op het reglement van orde betreffende het goedkeuren van de notulen en het zittingsverslag der vorige vergadering, zijnde 24 oktober 2024;
Overwegende dat tijdens de zitting geen opmerkingen gemaakt werden;
De notulen en het zittingsverslag der vorige zitting worden goedgekeurd.
Namens Gemeenteraad,
Kristof Vander Stichele
Algemeen directeur
Pol Verhelle
Voorzitter