Het coronavirus is nog steeds aanwezig en ook in België stijgt het aantal besmette mensen. Om de verspreiding van het virus tegen te gaan, moeten er maatregelen genomen worden, zo ook voor de organisatie van de zitting van de gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn op 25 november 2021.
Gelet op het ministerieel besluit van 13 maart 2020 houdende de afkondiging van de federale fase betreffende de coördinatie en het beheer van de crisis coronavirus Covid-19;
Gelet op het ministerieel besluit van 18 oktober 2020 en volgende houdende de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken;
Gelet op artikel 134 en 135 §2, 5° van de nieuwe gemeentewet;
Gelet op artikel 63 van het decreet lokaal bestuur;
Gelet op de richtlijnen van Binnenland Vlaanderen aangaande de raadszittingen en het coronavirus op https://lokaalbestuur.vlaanderen.be/nieuws/gemeenteraden-en-het-coronavirus-covid-19-vraag-en-antwoord;
De overheid adviseert haar beleid rond "social distancing" dat erop gericht is de verspreiding van Covid-19 zoveel mogelijk te beperken of te vertragen. De maatregelen van "social distancing" proberen het contact tussen (eventueel onbekende) besmette personen en gezonde, niet besmette personen zoveel mogelijk te verminderen. Voor de organisatie van de raden kunnen de door de overheid opgelegde regels inzake social distancing niet optimaal gevolgd worden. Daarom zal de zitting van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn van 25 november 2021 om praktische en veiligheidsredenen achter gesloten deuren, dit zonder pers en publiek, plaatsvinden.
Het is verder ook aangewezen om de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn virtueel te organiseren, dus zonder dat een fysieke verplaatsing van de raadsleden nodig is. De vergadering van de raden zal dus gehouden worden via een conferencing-systeem, ook de stemming zal digitaal via het besluitvormingssysteem 'ECHO' (e-notulen) verlopen.
Conform de richtlijnen van de toezichthoudende overheid en het agentschap Binnenlands bestuur is de agenda niet beperkt tot enkel de spoedeisende punten. Alle punten kunnen op de agenda van de raad worden geplaatst. De algemene principes uit het decreet over het lokaal bestuur (termijn van oproeping, inzage in dossiers, tegensprekelijk debat, openbaarheid,...) blijven van toepassing.
Er wordt een audio-opname gemaakt tijdens de zitting, deze opname wordt via livestream uitgezonden. Deze manier van vergaderen en stemmen en de bijkomende mogelijkheid tot vragen stellen garandeert de best mogelijke uitoefening van de democratische rechten en prerogatieven van de raadsleden in de huidige situatie.
Overwegende dat de burgemeester bij verordening van 9 november 2021 dan ook volgende heeft beslist:
Art. 1. - Bij de organisatie van de gemeenteraad en raad voor maatschappelijk welzijn van 25 november 2021 worden volgende maatregelen in acht genomen:
Art. 2. - Deze verordening zal ter bekrachtiging worden voorgelegd aan de gemeenteraad.
Art. 3. - Deze verordening wordt bekendgemaakt overeenkomstig de geldende wettelijke en decretale bepalingen.
Overwegende het voorstel vanwege raadslid Gert-Jan Hovaere om het huishoudelijk reglement aan te passen en het digitaal of hybride vergaderen toe te voegen. Tevens de vraag om na te denken hoe we in de toekomst fysiek kunnen vergaderen.
De Voorzitter antwoordt dat deze opmerking wordt meegenomen.
Art. 1. - De raad bekrachtigt het besluit van de burgemeester van 9 november 2021 houdende het houden van een virtuele zitting van de gemeenteraad en de raad voor maatschappelijk welzijn op 25 november 2021.
Overwegende dat de gouverneur bij besluit van 27.10.2021 de jaarrekening over het financiële boekjaar 2020 definitief heeft goedgekeurd waarbij de bedragen geconsolideerd dezelfde zijn gebleven zoals vastgesteld in de raadsbeslissing d.d. 24.06.2021;
Art. 1. - De Raad neemt kennis van de goedgekeurde jaarrekening 2020.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief KB ABB 2019/2 over de gemeentefiscaliteit;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Op voordracht van het college van burgemeester en schepenen;
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2022 en tot 31 december 2022 wordt ten behoeve van de gemeente, onder de navolgende voorwaarden, een belasting geheven op de afgifte van getuigschriften en andere stukken. De belasting valt ten bezware van de personen of instellingen aan wie deze stukken door de gemeente op verzoek of ambtshalve worden uitgereikt.
Art. 2. - De bedragen van de belasting worden als volgt bepaald:
a. Op de afgifte van identiteitskaarten “Europees model”:
b. Op de afgifte van elektronische identiteitskaarten:
c. Op de afgifte van elektronische verblijfsbewijzen voor vreemdelingen:
d. Op de afgifte van rijbewijs:
f. Op de afgifte van reispassen en reistitels (biometrische paspoorten):
g. Voor afleveren van inlichtingen onder vorm van lijsten inhoudende namen en adressen van inwoners, eventueel geselecteerd per leeftijdscategorie:
Deze inlichtingen kunnen enkel afgeleverd worden, indien deze niet in strijd zijn met de algemene verordening gegevensbescherming.
h. Wanneer aanmaningen voor facturen dienen verstuurd te worden, worden volgende tarieven aangerekend:
i. Voor opzoekingswerk door gemeentepersoneel uit de bevolkingsregisters en uit de registers van burgerlijke stand, voor genealogische, historische of wetenschappelijke doeleinden:
Opzoekingen uit de bevolkingsregisters jonger dan 120 jaar en uit de register van burgerlijke stand, overlijdens jonger dan 50 jaar, huwelijken jonger dan 75 jaar, geboortes jonger dan 100 jaar, enkel mits voorlegging toestemming van de persoon zelf of, indien overleden, een erfgenaam.
Er is vrijstelling van belasting voor opzoekingen door of in opdracht van de heemkundige kringen van de gemeente Moorslede.
j. Voor afleveren van fotokopies op vraag van de burger:
De retributie wordt niet geïnd voor opzoekingen en stukken bestemd voor gerechtelijke overheden, openbare besturen en instellingen voor sociaal en openbaar nut of die volgens de wetsvoorschriften kosteloos moeten verstrekt worden.
Art. 3. - De belasting wordt geheven op het ogenblik van de afgifte van het belastbare stuk. De aan de belasting onderworpen personen of instellingen die een verzoek tot het bekomen van een of ander stuk indienen, moeten op het ogenblik van hun aanvraag het bedrag van de belasting in bewaring geven indien dit document niet onmiddellijk bij de aanvraag kan afgegeven worden.
Bij verzending of verzoek tot verzending van de stukken zullen alle verzendingskosten teruggevorderd worden, zelfs als de afgifte kosteloos is.
De belasting wordt contant ingevorderd tegen afgifte van een kwitantie of vignet. Bij gebrek aan onmiddellijke betaling of kwijting binnen de voorgeschreven termijn, wordt de belasting ingevorderd bij middel van een kohier overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen en latere wijzigingen.
Art. 4. - Zijn van de belasting vrijgesteld:
Art. 5. - Vrijstelling te verlenen van de gemeentebelasting op afgifte van administratieve stukken aan werkzoekenden en sollicitanten.
De vrijstelling mag enkel gelden ten voordele van al dan niet uitkeringsgerechtigde werklozen, pas afgestudeerden, laatstejaarstudenten, leerlingen van het laatste jaar secundair onderwijs en werkzoekende personen van wie het enig inkomen het bestaansminimum is.
De belanghebbende personen zelf dienen het bewijs te leveren dat ze voor de vrijstelling in aanmerking komen en dat de bescheiden waarvoor ze de belastingvrijstelling vragen, bij het solliciteren nodig zijn.
Art. 6. - De belasting is niet toepasselijk op de afgifte van stukken, die krachtens een wet, een koninklijk besluit of een overheidsverordening reeds aan de betaling van een recht ten behoeve van de gemeente onderworpen is. Uitzondering wordt gemaakt voor de rechten die met het afgeven van reispassen belaste gemeenten ambtshalve toekomen.
Art. 7. - Zijn van de belasting vrijgesteld de gerechtelijke overheden, de openbare besturen en de daarmede gelijkgestelde instellingen, alsook de instellingen van openbaar nut en nutsmaatschappijen.
Art. 8. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Overwegende dat de gemeenteraad bevoegd is op basis van artikel 40 en 41 van het decreet lokaal bestuur;
Gelet op artikel 170 § 4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief KB/ABB 2019/2 van 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit;
Overwegende dat het de bevoegdheid is van de gemeenteraad om belastingreglementen vast te stellen, op te heffen of te wijzigen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal van onderzoek, waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2022 voor een termijn eindigend op 31 december 2022 wordt een contant te betalen belasting geheven op:
Parkeren in blauwe zones
Art. 2. - De contante belasting 'naheffing blauwe zone' is van toepassing in zones met beperkte parkeertijd (blauwe zones) en op de openbare weg met blauwe zonereglementering overeenkomstig art. 27.1 en 27.2 (KB van 1/12/75 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg).
Art. 3. - De belasting 'naheffing blauwe zone' kan vastgesteld worden, indien niet aangeduid op de signalisatie, tijdens de periode van 9.00 uur tot 18.00 uur, behoudens op zon- en feestdagen (indien niet anders aangeduid op de signalisatie). In de andere gevallen is de belasting vaststelbaar tijdens de periode aangeduid op de signalisatie. Tijdens deze periodes is de belasting verschuldigd van zodra de toegestane parkeerduur is overschreden of wanneer de bestuurder de richtlijnen inzake het gebruik van de parkeerschijf, met uitzondering van het bedrog van de parkeerschijf, niet heeft nageleefd.
Deze belasting bedraagt € 25,00.
Parkeren op parkeerplaatsen waar de parkeerduur beperkt wordt tot 15 min
Art. 4. - De contante belasting 'naheffing extra kortparkeren' is van toepassing op plaatsen aangeduid door de signalisatie fig. E9a met onderbord 'max. 15 min.' overeenkomstig art. 70.2.1.3°.a) (KB van 1/12/75 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg).
Art. 5. - De belasting 'naheffing extra kortparkeren' kan vastgesteld worden, indien niet aangeduid op de signalisatie, tijdens de periode van 9.00 uur tot 18.00 uur, van maandag tot en met zondag, (indien niet anders aangeduid op de signalisatie). Tijdens deze periodes is de belasting verschuldigd van zodra de toegestane parkeerduur is overschreden.
Deze belasting bedraagt € 25,00.
Algemene bepalingen
Art. 6. - De personen met een handicap, houders van een speciale kaart uitgereikt door een officiële instelling overeenkomstig het ministerieel besluit van 7 mei 1999, worden vrijgesteld van de belasting 'naheffing blauwe zone' en 'naheffing extra kortparkeren' en elke parkeerduurbeperking op voorwaarde dat deze kaart zichtbaar is aangebracht op de binnenkant van de voorruit van het voertuig of als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig. De vervaldatum van de kaart moet zichtbaar zijn voor controle (art. 27.4 KB van 1/12/75 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer).
Art. 7. - De naheffing is verschuldigd door de houder van de nummerplaat.
Art. 8. - De contante belasting wordt betaald:
Art. 9. - Bij niet-betaling van deze contante belasting, wordt de belasting een kohierbelasting. Het kohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 10. - De officiële feestdagen zijn: Nieuwjaar (1 januari), Paasmaandag, Feest van de Arbeid (1 mei), O-L-H Hemelvaart, Pinkstermaandag, Feest van de Vlaamse Gemeenschap (11 juli), Nationale Feestdag (21 juli), O-L-V Hemelvaart (15 augustus), Allerheiligen (1 november), Wapenstilstand (11 november) en Kerstdag (25 december).
Art. 11. - De belasting wordt ingevorderd overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008, en wijzigingen, betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 12. - In geval van niet-betaling na de laatste aangetekende waarschuwing zal worden overgegaan tot gerechtelijke invordering van de parkeerbelasting.
Art. 13. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd. De indiening kan enkel gebeuren door verzending. De indiening moet op straffe van verval gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag of vanaf de datum van de contante inning. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen de vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
De belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger die wenst gehoord te worden, moet dit uitdrukkelijk vragen in zijn bezwaarschrift.
De invordering van de belasting wordt in het geval van de in het eerste lid bedoelde betwisting opgeschort totdat het college van burgemeester en schepenen een beslissing genomen heeft.
Art. 14. - Deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, met latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA), met latere wijzigingen;
Gelet op de omzendbrief KB ABB 2019/2 over de gemeentefiscaliteit;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Er wordt voor een termijn van 1 jaar, beginnend op 1 januari 2022 en eindigend op 31 december 2022 een gemeentebelasting gevestigd op de verspreiding van niet-geadresseerde drukwerken en van gelijkgestelde producten, ongeacht ze in brievenbussen worden gedeponeerd of op de openbare weg worden verspreid.
Onder gelijkgestelde producten wordt onder meer verstaan: alle stalen en reclamedragers, door de adverteerder aangeboden, die diensten, producten of transacties doen gebruiken, verbruiken of aankopen.
De opsomming is niet limitatief.
Collectieve adresaanduiding per straat of gedeeltelijke adresvermelding wordt niet beschouwd als zijnde geadresseerd.
Art. 2. - De belasting is verschuldigd door de fysieke persoon of rechtspersoon die de opdracht gaf aan de drukker om te drukken, of die opdracht gaf om het gelijkgestelde product te produceren.
Wanneer deze persoon niet gekend is, is de belasting verschuldigd door de persoon die op het drukwerk als verantwoordelijke uitgever wordt vermeld.
De drukker en de fysieke of rechtspersoon onder wiens naam, handelsnaam, logo of embleem het drukwerk of product wordt verspreid zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting.
Art. 3. - De tarieven bedragen:
Per verspreiding bedraagt de heffing minimum € 12,5.
Art. 4. - Er is een vrijstelling van belasting:
Er is vrijstelling van belasting voor drukwerken en gelijkgestelde producten van socio-culturele en sportverenigingen, erkende gemeentelijke verenigingen en vormings- en onderwijsinstellingen.
Art. 5. - De belastingplichtige moet binnen de veertien dagen na de verspreiding aangifte doen bij het gemeentebestuur. Deze aangifte bevat alle noodzakelijke inlichtingen voor het vestigen van de aanslag en een specimen van het verspreide drukwerk of het gelijkgesteld product.
Ingeval van periodieke verspreidingen kan een aangifte binnen de veertien dagen na de eerste verspreiding, ook gelden voor de daaropvolgende verspreidingen tijdens hetzelfde aanslagjaar. In dit geval, kan de belastingplichtige tussen 1 en 15 december een regularisatie-aangifte voor het ganse aanslagjaar indienen.
Art. 6. - Bij gebreke van een aangifte binnen de in artikel 5 vastgestelde termijn of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belastingplichtige ambtshalve belast volgens de gegevens waarover het gemeentebestuur beschikt, onverminderd het recht van bezwaar en beroep.
Vooraleer over te gaan tot de ambtshalve vaststelling van de belasting, betekent het college aan de belastingplichtige, per aangetekend schrijven, de motieven om gebruik te maken van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
De belastingschuldige beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen van de derde werkdag die volgt op de verzending van die betekening om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
Art. 7. - De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 8. - De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 9. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd.
De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Art. 10. - De bekendmaking gebeurt overeenkomstig artikel 286 DLB en de toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking conform artikel 330 DLB.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op de zonale politieverordening;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Overwegende dat de gemeente regelmatig met sluikstorten geconfronteerd wordt;
Overwegende dat het jegens de sluikstorter vorderen van een billijke vergoeding voor de door de gemeente geleverde diensten, als maatregel van goed bestuur dient beschouwd te worden;
Art. 1. - Definitie van sluikstorten: het wegwerpen van om het even welk voorwerp in de waterkommen, beken, grachten, gemeentelijke riolen of slikputten, in open of gesloten gronden, koeren of tuinen. Het achterlaten, opslaan of storten van afvalstoffen op niet-reglementaire tijdstippen of in niet-reglementaire recipiënten.
Art. 2. - Met ingang van 1 januari 2022 en voor een termijn eindigend op 31 december 2022 wordt een retributie gevestigd op het ambtshalve opruimen van sluikstorten door of in opdracht van de gemeente.
Art. 3. - De retributie is verschuldigd door iedere persoon die afvalstoffen achterlaat, opslaat of stort op openbare en private wegen, plaatsen en terreinen op een wijze die niet overeenstemt met het decreet van 23 december 2011 en latere wijzigingen betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, de gemeentelijke politieverordening betreffende het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, zonale politieverordening Arro Ieper en andere wettelijke bepalingen.
Art. 4. - § 1. Bij het ambtshalve opruimen van sluikstorten door de gemeente wordt het bedrag van deze retributie als volgt vastgesteld:
Art. 5. - De retributie moet contant worden betaald, tegen afgifte van een betalingsbewijs.
Art. 6. - Deze retributie zal definitief zijn indien geen bezwaren ingediend worden gedurende het onderzoek de commodo et incommodo.
Art. 7. - Afschrift van deze beslissing zal worden overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur. Ter kennisgeving zal eveneens een afschrift worden toegezonden aan de OVAM en het Bestuur Milieu-Inspectie (AMINAL).
Gelet op artikel 170§4 van de grondwet;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op de Vlaamse Codex Wonen van 2021, artikel 2.9 tot en met 2.14;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het reglement betreffende de registratie van leegstaande gebouwen en woningen;
Overwegende dat de Vlaamse Codex Wonen die de gemeente aanstelt als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 2018 over het lokaal woonbeleid o.a. houdende subsidiëring van intergemeentelijke projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, dat gemeenten oplegt om leegstaande woningen en gebouwen op te nemen in een register conform artikel 2.2.6. van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het Grond- en pandenbeleid;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 27 juni 2019 waarin deze besliste om deel te nemen aan het project lokaal woonbeleid ‘Woondienst Regio Roeselare’ en om het projectvoorstel waarin de opmaak, opbouw, beheer en actualisering van het leegstandsregister inbegrepen is door het IGS van Woondienst Regio Roeselare goed te keuren;
De Vlaamse Codex Wonen stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Het is wenselijk dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbaar patrimonium voor wonen ook optimaal benut wordt. Op basis van het decreet grond en pandenbeleid kunnen gemeenten een register van leegstaande woningen en gebouwen bijhouden. De langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden. Een gemeentelijk reglement dient aangenomen te worden waarin de indicaties van leegstand en de procedure tot vaststelling van de leegstand worden vastgesteld. De strijd tegen de leegstaande woningen en/of gebouwen zal onder meer een effect hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een inventarislijst ook daadwerkelijk belast worden. De vrijstellingen van inventarisatie en/of belasting die in dit reglement zijn opgenomen sluiten het best aan bij de noden en het beleid van de gemeente.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement gelden onder meer de begripsomschrijvingen van het artikel 1.2 van het Decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, dat in dit reglement ‘het Grond- en Pandendecreet’ wordt genoemd.
Voor de toepassing van dit reglement wordt specifiek volgende definitie verstaan onder:
1° Administratie: De gemeentelijke administratieve eenheid en/of intergemeentelijke administratieve eenheid, Woondienst Regio Roeselare, die door de gemeenteraad wordt belast met de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister.
2° Beroepsinstantie: Het college van burgemeester en schepenen.
3° Beveiligde zending: Eén van de hiernavolgende betekeningswijzen:
4° Gebouw: Elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitsluiting van bedrijfsruimten, vermeld in artikel 2,1° van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten.
5° Kamer: Een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt.
6° Inventarisatiedatum: De datum waarop het gebouw en/of woning voor de eerste maal in het leegstandsregister wordt ingeschreven.
7° Leegstaand gebouw: Een gebouw waarvan meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een periode van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Hierbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw.
De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met een voor het gebouw of voor gedeelten daarvan uitgereikte omgevingsvergunning of meldingsakte zoals vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.
Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
8° Leegstaande woning: Woning die gedurende een periode van ten minste 12 opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met de woonfunctie.
9° Leegstandsregister: Het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen als vermeld in artikel 2.2.6 van het decreet betreffende het Grond- en Pandenbeleid.
10° Leegstand bij nieuwbouw: Een nieuw gebouw of een nieuwe woning, wordt als leegstaand beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig zijn functie.
11° Verjaardag: Het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de datum van eerste inschrijving, zolang het gebouw en/of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt.
12° Woning: Een goed vermeld in Art. 1.3 §1, eerste lid 69 ° van de Vlaamse Codex Wonen (elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande).
13° Zakelijk gerechtigde: de houder van één van de volgende zakelijke rechten:
HOOFDSTUK 1. LEEGSTANDSREGISTRATIE
Art. 2. - Leegstandsregister
§ 1. De administratie houdt een leegstandsregister bij. Het register leegstand bestaat uit twee afzonderlijke inventarissen:
Een woning die opgenomen is in de inventaris “ongeschikte en/of onbewoonbaar verklaarde woningen” wordt niet opgenomen in het register leegstand.
§ 2. In elke inventaris worden minimaal de volgende gegevens opgenomen:
1° Het adres van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;
2° De kadastrale gegevens van de leegstaande woning of gebouw;
3° De identiteit en het adres van de zakelijk gerechtigde(n);
4° Het nummer en de datum van de administratieve akte;
5° De indicatie of indicaties die aanleiding hebben gegeven tot de opname.
Art. 3. - Inventarisatie van leegstand
§ 1. De door het college van burgemeester en schepenen of de door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van leegstand belaste personeelsleden, zowel gemeentelijke als intergemeentelijke medewerkers bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeenteheffingen.
§ 2. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerde administratieve akte, waarbij één of meerdere foto’s en een beschrijvend verslag, met vermelding van de indicaties die de leegstand staven, gevoegd worden. De datum van de administratieve akte geldt als de datum van de vaststelling van de leegstand en geldt als inventarisatiedatum.
§ 3. De vaststelling van leegstand wordt vastgesteld op basis van één of meerdere objectieve indicaties zoals vermeld in de volgende lijst:
1° Administratieve vaststellingen:
2° Onmogelijkheid om de woning te bewonen of het gebouw te gebruiken:
3° Uitwendige indicaties van leegstand:
4° Inwendige indicaties van leegstand:
5° Andere vaststellingen die ter plaatse vastgesteld kunnen worden.
Art. 4. - Kennisgeving van inventarisatie
De zakelijk gerechtigde(n) wordt per beveiligde zending in kennis gesteld van de beslissing tot opname in het leegstandsregister. De kennisgeving bevat:
Art. 5. - Beroep tegen inventarisatie
§ 1. Binnen een termijn van dertig dagen, ingaand de dag na deze van de betekening van het schrijven, vermeld in artikel 4, kan een zakelijk gerechtigde bij de beroepsinstantie beroep aantekenen tegen de beslissing tot opname in het leegstandsregister. Het beroep wordt per beveiligde zending betekend. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en moet minimaal volgende gegevens bevatten:
Als datum van het beroepschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.
Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§ 2. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend beroepschrift ingediend worden, waarbij het eerdere beroepschrift als ingetrokken wordt beschouwd.
§ 3. Aan de indiener van een beroepschrift wordt een ontvangstbevestiging verstuurd. (en optioneel: . elk inkomend beroepschrift wordt in het leegstandsregister geregistreerd)
§ 4. Het beroepschrift is alleen onontvankelijk:
§ 5. Als het beroepschrift onontvankelijk is, deelt de beroepsinstantie dit onverwijld mee aan de indiener.
Het indienen van een aangepast of nieuw beroep is mogelijk zolang de beroepstermijn van §1 niet verstreken is.
§ 6. De beroepsinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepschriften op stukken als de feiten vatbaar zijn voor directe, eenvoudige vaststelling of met een feitenonderzoek, dat uitgevoerd wordt door het met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelslid. Het beroep wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.
§ 7. De beroepsinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing aan de indiener ervan binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat op de dag na deze van de betekening van het beroepschrift. De uitspraak wordt per beveiligde zending betekend.
§ 8. Als de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep van de zakelijk gerechtigde onontvankelijk of ongegrond verklaard wordt, neemt de administratie het gebouw of de woning in het leegstandsregister op vanaf de datum van de vaststelling van de leegstand.
Art. 6. - Schrapping uit de gemeentelijke inventaris
§ 1. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden ononderbroken bewoond is of aangewend wordt in overeenstemming met de functie, vermeld in artikel 1.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de woonfunctie. Het effectief gebruik zal blijken uit de inschrijvingen in de bevolkingsregisters of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 1, aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden.
De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
§ 2. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een gemotiveerd verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Dit verzoek bevat:
Als datum van het verzoek wordt de datum van de aangetekende verzending gehanteerd.
De administratie onderzoekt of er redenen zijn tot schrapping uit het leegstandsregister en neemt een beslissing binnen een termijn van orde van twee maanden na de ontvangst van het verzoek. De administratie brengt de verzoeker op de hoogte van haar beslissing met een beveiligde zending.
Tegen de beslissing over het verzoek tot schrapping kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen volgens de procedure, vermeld in artikel 5.
§ 3. Een woning of een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een omgevingsvergunning voor de herindeling is goedgekeurd én de herindeling is voltooid. Als datum van voltooiing van de herindeling kan genomen worden:
De nieuw gecreëerde entiteiten worden 1 jaar na voltooiing van de herindeling elk afzonderlijk in het leegstandsregister opgenomen als ze blijven leeg staan.
HOOFDSTUK 2. DE BELASTING
Art. 7. - Belasting op leegstaande woningen en gebouwen
§ 1. Er wordt voor het aanslagjaar 2022 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden zijn opgenomen in het leegstandsregister. De definities van woningen, gebouwen, leegstaande woning, leegstaand gebouw en leegstandsregister zijn omschreven in artikel 1.
§ 2. De belasting voor een leegstaande woning of een leegstaand gebouw is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat die woning of dat gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden is opgenomen in het leegstandsregister.
Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de heffing verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt.
Art. 8. - Belastingplichtige
§ 1. De belasting is verschuldigd door de zakelijke gerechtigde over het leegstaande gebouw of de leegstaande woning op de verjaardag van de opnamedatum. Ingeval er een recht van opstal, erfpacht of vruchtgebruik bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.
§ 2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld.
§ 3. In geval van overdracht van het zakelijk recht stelt de instrumenterende ambtenaar de verkrijger van het nieuw zakelijk recht er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister.
De instrumenterende ambtenaar stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke overdrachtsakte in kennis van de overdracht, de datum ervan en de identiteitsgegevens van de nieuwe zakelijk gerechtigde.
Art. 9. - Tarief van de belasting
§ 1. De belasting bedraagt:
Indien het gebouw of de woning een eerste termijn van twaalf opeenvolgende maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting:
Indien het gebouw of de woning een tweede opeenvolgende termijn van twaalf maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting:
Indien het gebouw of de woning een derde of langer opeenvolgende termijn van twaalf maanden op de inventaris staat bedraagt de belasting:
§ 2. Zolang het leegstaand gebouw of de leegstaande woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, is de belasting van het aanslagjaar verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt, vanaf de datum van de 1ste verjaardag.
§ 3. De bedragen van de belasting worden bepaald met inachtname van de voor de berekening van de belasting relevante duur, zonder dat de duur van de al bekomen vrijstelling - wat betreft de bepaling van het bedrag van de belasting – opnieuw in rekening kan worden gebracht. Zodoende dient in het geval van eerdere vrijstelling en latere belasting het tarief verbonden aan de gehele leegstandstermijn te worden toegepast.
§ 4. Bij overdracht van het zakelijk recht betreffende het gebouw of de woning wordt het aantal termijnen van twaalf maanden dat een gebouw of woning op de inventaris staat niet tot nul herleid, maar wordt opnieuw vertrokken van het initiële basisbedrag van heffing (d.i. het bedrag dat zogezegd voor het eerste heffingsjaar verschuldigd is).
Dit geldt niet voor overdrachten aan:
Art. 10. - Vrijstellingen
§ 1. Een vrijstelling van de belasting kan aangevraagd worden bij de administratie. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling zoals beschreven in artikel 10§3 en §4 dient zelf hiervoor de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.
§ 2. Een beroep tegen het weigeren van de aanvraag tot vrijstelling, kan ingediend worden bij de beroepsinstantie overeenkomstig de procedure in artikel 5.
§ 3. Van de leegstandsheffing zijn vrijgesteld:
1° De belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft, of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling; deze vrijstelling is beperkt tot 1 woning en blijkt uit een attest afgeleverd door de instelling. De vrijstelling is geldig gedurende drie opeenvolgende jaren, volgend op datum van opname in de erkende ouderenvoorziening of psychiatrische instelling.
2° De belastingplichtige die zakelijk gerechtigde is van één enkele woning, kamer of andere woongelegenheid, bij uitsluiting van enige andere woning. Met dien verstande dat deze vrijstelling maar geldt gedurende 1 belastingsjaar.
3° De belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing; deze vrijstelling is beperkt tot één woning en geldt voor max. drie jaar volgend op de datum van de gerechtelijke beslissing.
4° De belastingplichtige die sinds minder dan twee jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het belastingsjaar dat volgt op het verkrijgen van het zakelijk recht.
Deze vrijstelling geldt niet voor overdrachten aan:
5° De VMSW of de door de VMSW erkende sociale huisvestingsmaatschappijen, de gemeenten en het OCMW;
Wat betreft de erkende sociale huisvestingsmaatschappijen:
6° De natuurlijke -en rechtspersonen die zich in een geval van overmacht bevinden; het College van Burgemeester en Schepenen beslist over elk individueel geval; na advies van de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare of een bevoegd ambtenaar van de gemeente.
§ 4. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:
1° Gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan.
2° Geen voorwerp meer kan uitmaken van een bouwvergunning/stedenbouwkundige vergunning/omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;
3° Krachtens decreet beschermd is als monument, of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument; met dien verstande dat deze vrijstelling maar geldt gedurende één aanslagjaar.
4° Krachtens decreet beschermd is als stads- of dorpsgezicht of landschap, of van een stads- of dorpsgezicht of landschap dat opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als stads- of dorpsgezicht of landschap; met dien verstande dat deze vrijstelling maar geldt gedurende één aanslagjaar.
5° Vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een periode van drie jaar volgend op datum van de vernieling of beschadiging.
6° Onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt tot één jaar na de ontzegeling.
7° Gerenoveerd wordt blijkens een niet vervallen eerste bouwvergunning, stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor renovatiewerken of sloopwerkzaamheden, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de bouwvergunning, stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning en per pand slechts éénmaal kan worden aangevraagd.
8° Gerenoveerd wordt blijkens een gedateerde en ondertekende renovatienota waarin minstens een overzicht van de voorgenomen werken en een stappenplan zijn opgenomen waaruit blijkt dat de woning, het gebouw of de andere woongelegenheid bewoonbaar gemaakt wordt, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van maximaal drie jaar volgend op het uitvoerbaar worden van de renovatienota.
De renovatienota is niet cumuleerbaar met een vrijstelling op basis van een bouwvergunning, stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning (art.10§4 7°). De renovatienota kan slechts éénmalig per woning ingediend worden, pas na verkoop van de woning, kan de nieuw zakelijk gerechtigde wederom een renovatienota indienen.
Een bevoegde ambtenaar van de gemeente of de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare zijn gemachtigd de opvolging van de werken ter plaatse vast te stellen.
9° Het voorwerp uitmaakt van een door de gemeente, het OCMW of een sociale woonorganisatie verkregen sociaal beheersrecht, overeenkomstig artikel 90 van de Vlaamse Wooncode en latere wijzigingen.
Art. 11. - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 12. - Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 13. - Bezwaar
De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn.
Het bezwaarschrift kan via duurzame drager worden ingediend indien het college van burgemeester en schepenen in deze mogelijkheid voorziet.
De indiening van het bezwaarschrift moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
Art. 14.
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.
Art. 15
Dit reglement treedt in voege op 1 januari 2022 en vervangt het vorige reglement en wordt bekend gemaakt conform artikel 285 en 286 DLB.
Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, in bijzonder de artikelen 26 tot en met 30;
Gelet op het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur;
Gelet op het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit, art. 2.5.1.0.1.;
De Vlaamse Codex Wonen stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Het is de opdracht van de gemeenten om de kwaliteit van woningen op het grondgebied van de gemeente te bewaken om het grondrecht op menswaardig wonen van de inwoners van de gemeente te vrijwaren. Het is wenselijk dat de gemeente zelf een belasting invoert op ongeschikte en onbewoonbare woningen, zodat ze maximaal deze opdracht kunnen vervullen.
Vanaf het aanslagjaar 2017 wordt de gewestelijke heffing op ongeschikte en onbewoonbare woningen niet geheven in gemeenten met een eigen belasting op ongeschikte en onbewoonbare woningen teneinde een dubbele heffing te vermijden, mits deze in overeenstemming is met art. 2.5.1.0.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Het invoeren van een gemeentelijke belasting O/O heeft als doel om de kwaliteit van het woningbestand in de gemeente te verhogen.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALING
Art. 1. - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder:
1° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
2° Gewestelijke Inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: De inventaris vermeld in artikel 26 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996.
3° Inventarisatiedatum: De datum waarop een woning in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen is opgenomen.
4° Woning: Het goed vermeld in Art. 1.3 §1, eerste lid, 66° van de Vlaamse Codex Wonen van 2021.
5° Zakelijk gerechtigde: De houder van één van de volgende zakelijke rechten:
HOOFDSTUK 2. BELASTING OP ONGESCHIKTE EN ONBEWOONBARE WONINGEN
Art. 2. - Belastingstermijn en belastbare grondslag
§1. Er wordt voor het jaar 2022 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen die opgenomen zijn in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen.
§2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning gedurende twaalf opeenvolgende maanden opgenomen is in deze inventaris, of voor woningen die bij de inwerkingtreding van dit reglement reeds op de inventaris waren opgenomen, bij de eerstvolgende verjaardag van de inventarisatiedatum.
Zolang de woning niet is geschrapt uit deze inventaris, blijft de belasting verschuldigd bij het verstrijken van elke opeenvolgende periode van twaalf maanden.
Art. 3. - Belastingsplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde van de ongeschikte of onbewoonbare woning op de verjaardag van de inventarisatiedatum.
§2. Indien er meerdere zakelijk gerechtigden zijn, zijn zij allen hoofdelijk gehouden tot betaling van de totale belastingschuld.
Art. 4. - Tarief van de belasting
§1. De belasting bedraagt:
Art. 5. - Vrijstelling
§1. Van de belasting is vrijgesteld:
§2. Een vrijstelling wordt verleend indien de kamer of de woning:
Art. 6. - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 7. - Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 8. - Bezwaar
§1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
§2. De indiening en de behandeling van het bezwaar gebeurt volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 9. - Kennisgeving toezicht
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.
Art. 10. - Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in voege op 01 januari 2022 en wordt bekend gemaakt conform artikel 285 en 286 DLB.
Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;
Gelet op het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 in het bijzonder artikelen 24 en 25;
Gelet op het decreet van 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen;
Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het bestuursdecreet van 7 december 2018;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 2018 over het lokaal woonbeleid o.a. houdende subsidiëring van intergemeentelijk projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid, waarbij een gemeente optioneel de actie “verwaarloosde gebouwen en woningen opsporen, registreren en aanpakken” kan uitvoeren;
Gelet op het besluit van de gemeenteraad van 27 juni 2019 waarin deze besliste om deel te nemen aan het project lokaal woonbeleid ‘Woondienst Regio Roeselare’ en om het projectvoorstel waarin de actie ”verwaarloosde gebouwen en woningen opsporen, registreren en aanpakken” inbegrepen is door het IGS van Woondienst Regio Roeselare goed te keuren;
De Vlaamse Codex Wonen stelt de gemeente aan als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid. Het is wenselijk dat op het grondgebied van de gemeente verwaarlozing van woningen en gebouwen voorkomen en bestreden wordt om de verloedering van de leef- en woonomgeving tegen te gaan. Het beleid met betrekking tot verwaarloosde woningen en gebouwen werd overgeheveld van het Vlaamse naar het gemeentelijk niveau, waarbij de gewestelijke registratie en heffing volledig werden opgeheven. Het is wenselijk dat op het grondgebied van de gemeente het beschikbare patrimonium voor wonen optimaal benut wordt. Het is aangewezen om rond woningkwaliteit als gemeente een integraal beleid te voeren met de instrumenten leegstand, verwaarlozing en conformiteit. Gezien de positieve ervaring rond het ingestelde gemeentelijke reglement verwaarlozing van 2017 tot en met 2019, waarbij de vrijstellingen van inventarisatie en/of heffing die in dit reglement zijn opgenomen, het best aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente.
Gelet op de financiële toestand van de gemeente,
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALING
Art. 1. - Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder:
1° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
2° Bezwaarinstantie: Het college van burgemeester en schepenen;
3° Gebouw: Het onroerend goed vermeld in artikel 24, 2° van het Heffingsdecreet;
4° Gewestelijke inventarislijst van verwaarloosde gebouwen en/of woningen: De inventarislijst, tot 31 december 2016 vermeld in artikel 28, §1, eerste lid, 1° van het Heffingsdecreet;
5° Gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: De inventaris, sinds 1 januari 2017 vermeld in artikel 26 van het Heffingsdecreet;
6° Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen: Het register vermeld in artikel 3, §1 van dit reglement;
7° Heffingsdecreet: Het decreet van 22 december 1995 en 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen;
8° Registerbeheerder: De gemeentelijke administratieve eenheid en/of intergemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, het beheer en de actualisering van het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen;
9° Registratiedatum: De datum waarop een woning of een gebouw met toepassing van artikel 4 van dit reglement in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen is opgenomen;
10° Woning: Het onroerend goed vermeld in artikel 24, 5° van het Heffingsdecreet;
11° Zakelijk gerechtigde: De houder van één van de volgende zakelijke rechten:
HOOFDSTUK 2. REGISTRATIE VAN VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN
Art. 2. - Vaststelling van de verwaarlozing
De door het college van burgemeester en schepenen of de door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden, stellen de verwaarlozing van een woning of een gebouw vast in een genummerde administratieve akte, aan de hand van het model van technisch verslag dat als bijlage is toegevoegd aan dit reglement. Daarbij geldt een gebrek van categorie I voor één punt, van categorie II voor drie punten, van categorie III voor negen punten en van categorie IV voor achttien punten. Er is sprake van verwaarlozing als de indicaties in dit verslag een eindscore opleveren van minimaal 18 punten. Aan het verslag wordt minstens één foto van de woning of het gebouw toegevoegd.
Art. 3. - Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen
§1. De gemeente houdt een gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen bij.
In dit register worden minimaal de volgende gegevens opgenomen:
Art . 4. - Registratie van verwaarloosde woningen en gebouwen
§1. De registerbeheerder neemt een woning of een gebouw, waarvan is vastgesteld dat het verwaarloosd is, op in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, de vijfde werkdag na het verstrijken van de bezwaartermijn vermeld in artikel 6, §1, tweede lid, 4° of, wanneer een ontvankelijk bezwaar is ingediend, de eerste werkdag die volgt op de beslissing waarbij geoordeeld wordt dat het bezwaar ongegrond is.
§2. De registerbeheerder neemt alle in de gemeente gelegen woningen en gebouwen die op 31 december 2016 waren opgenomen in de gewestelijke inventarislijst van verwaarloosde gebouwen en/of woningen, op in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, de vijfde werkdag na het verstrijken van de bezwaartermijn vermeld in artikel 6, §1, tweede lid, 4°, of wanneer een ontvankelijk bezwaar is ingediend, de eerste werkdag die volgt op de beslissing waarbij geoordeeld wordt dat het bezwaar ongegrond is.
§3. Een woning die of een gebouw dat opgenomen is in het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen of woningen, kan eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§4. Een woning die opgenomen is in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen, kan eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Art. 5. - Kennisgeving van de voorgenomen registratie
Alle zakelijk gerechtigden, zoals bekend bij de administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen, worden met een beveiligde zending in kennis gesteld van het voornemen om de woning of het gebouw op te nemen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Deze kennisgeving bevat:
De beveiligde zending wordt gericht aan de woonplaats van de zakelijk gerechtigde(n). Is de woonplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan wordt de beveiligde zending gericht aan zijn verblijfplaats. Is de verblijfplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan vindt de betekening plaats aan het adres van de woning of het gebouw waarop de administratieve akte betrekking heeft.
Art. 6. - Bezwaar tegen de voorgenomen registratie
§1. Tegen het voornemen, om een woning of een gebouw op te nemen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, vermeld in artikel 5, kan de zakelijk gerechtigde bezwaar indienen bij de bezwaarinstantie.
Op straffe van nietigheid moet het bezwaarschrift:
1° Ondertekend en gemotiveerd zijn;
2° Met een beveiligde zending worden ingediend;
3° Minimaal de volgende gegevens bevatten:
4° Worden betekend binnen een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag na de betekening van de beveiligde zending vermeld in artikel 5.
§2. Een laattijdig ingediend bezwaar tegen een voorgenomen registratie wordt behandeld als een verzoek tot schrapping als vermeld in artikel 7.
Bij betekening per aangetekend schrijven geldt de datum van verzending als datum van de indiening van het bezwaarschrift.
§3. De vaststelling van de verwaarlozing kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
§4. Als het bezwaarschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§5. De bezwaarinstantie stuurt aan de indiener van een bezwaarschrift een ontvangstbevestiging.
§6. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke bezwaarschriften. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.
§7. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het bezwaar en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van orde van negentig dagen, die ingaat de dag na de betekening van het bezwaarschrift.
§8. Wordt het bezwaar ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw niet opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Art. 7. - Schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen
§1. De registerbeheerder schrapt een woning of een gebouw uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen wanneer de zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning of het gebouw geen indicaties van verwaarlozing meer vertoont die bij quotering in het model van technisch verslag, vermeld in artikel 2, 18 punten of meer zouden opleveren. De zakelijk gerechtigde richt hiertoe een schriftelijk verzoek aan de registerbeheerder.
Op straffe van nietigheid moet dit verzoek:
1° Ondertekend en gemotiveerd zijn;
2° Met een beveiligde zending worden ingediend;
3° Minimaal de volgende gegevens bevatten:
Bij betekening per aangetekend schrijven geldt de datum van verzending als datum van de indiening van het verzoek tot schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§2. De beëindiging van de staat van verwaarlozing kan aangetoond worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
§3. Als het verzoek tot schrapping ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§4. De registerbeheerder stuurt aan de indiener van het verzoek tot schrapping een ontvangstbevestiging.
§5. De registerbeheerder onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke verzoeken tot schrapping. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.
§6. De registerbeheerder doet uitspraak over het verzoek tot schrapping en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen die ingaat de dag na de betekening van verzoek.
Als de kennisgeving vermeld in het eerste lid niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd.
§7. Wordt het verzoek ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen. De datum van betekening van het verzoek tot schrapping geldt als datum van schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Art. 8. - Beroep tegen weigering tot schrapping
§1. Tegen de beslissing tot weigering van de schrapping van een woning of gebouw uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen bij de bezwaarinstantie.
Op straffe van nietigheid moet dit beroep:
1° Ondertekend en gemotiveerd zijn;
2° Met een beveiligde zending worden ingediend;
3° Minimaal de volgende gegevens bevatten:
4° Worden betekend binnen een termijn van 30 dagen die ingaat de dag na de betekening van de weigeringsbeslissing.
§2. De beëindiging van de staat van verwaarlozing kan aangetoond worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.
§3. Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.
§4. De bezwaarinstantie stuurt aan de indiener van het beroep een ontvangstbevestiging.
§5. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.
§6. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen die ingaat de dag na de betekening van beroepschrift.
Als de kennisgeving vermeld in het eerste lid niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.
§7. Wordt het beroep ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
HOOFDSTUK 3. BELASTING OP VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN
Art. 9. - Heffingstermijn en belastbare grondslag
§1. Er wordt voor het aanslagjaar 2022 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die, gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden opgenomen zijn in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
§2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning of het gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden opgenomen is in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
Zolang de woning of het gebouw niet is geschrapt uit dit register, blijft de belasting verschuldigd bij het verstrijken van elke opeenvolgende periode van twaalf maanden.
Art. 10. - Belastingplichtige
§1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde op de verwaarloosde woning of het verwaarloosd gebouw op de verjaardag van de registratiedatum.
§2. Indien er meerdere zakelijk gerechtigden zijn, zijn zij allen hoofdelijk gehouden tot betaling van de totale belastingschuld.
Artikel 11. Bedrag van de heffing
§ 1. De belasting bedraagt:
De belasting wordt vermeerderd met € 250 per bijkomende nieuwe termijn van twaalf maanden die de woning of het gebouw in het register staat, tot een maximum van € 1.000.
Artikel 12. Vrijstelling
§1. Van de belasting is vrijgesteld:
§2. Een vrijstelling wordt verleend indien het gebouw of de woning:
Art. 13. - Inkohiering
De belasting wordt ingevorderd bij wege van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 14. - Betalingstermijn
De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 15. - Bezwaar
§1. De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen deze belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
§2. De indiening en de behandeling van het bezwaar gebeurt volgens de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 16 - Kennisgeving toezicht
De toezichthoudende overheid wordt op de hoogte gebracht van de bekendmaking van het reglement op de webtoepassing van de gemeente.
Art. 17
Dit reglement treedt in voege op 01 januari 2022 en vervangt het vorige reglement.
Gelet op het decreet houdende de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997, met latere wijzigingen, hierna Vlaamse Wooncode genoemd;
Gelet op het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, hierna afgekort als DGPB;
Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening, afgekort als VCRO;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Overwegende dat de gemeente het wenselijk acht om potentiële woonlocaties vrij te maken en om grondspeculatie tegen te gaan;
Overwegende dat het wenselijk is om realiseerbare onbebouwde gronden en onbebouwde kavels te activeren in de gemeente;
Overwegende dat de invoering van een activeringsheffing de gemeente toelaat om de eigenaars van die gronden en kavels daartoe aan te sporen;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
Art. 2. - Een kavel of bouwgrond wordt als bebouwd aanzien wanneer de oprichting van een hoofdgebouw erop is aangevat op 1 januari van het aanslagjaar, overeenkomstig een stedenbouwkundige vergunning of een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen.
Art. 3. - Er wordt voor het aanslagjaar 2022 een gemeentebelasting gevestigd op de onbebouwde bouwgronden en kavels die voorkomen in het gemeentelijk register van onbebouwde percelen.
Art. 4.
§1. De activeringsheffing is verschuldigd door de personen die op 1 januari van het aanslagjaar eigenaar is van de bouwgrond of kavel.
Indien er een recht van opstal of erfpacht bestaat, is de activeringsheffing verschuldigd door de erfpachter of de opstalhouder.
§2. Zo er meerdere heffingsplichtigen zijn, zijn deze hoofdelijk gehouden tot betaling van de verschuldigde activeringsheffing.
Art. 5.
§1. Het bedrag wordt vastgesteld op € 12,50 per strekkende meter, lengte van de bouwgrond of kavel palende aan de openbare weg, evenwel met een minimale heffing van € 125 per bouwgrond of kavel.
§2. Wanneer een perceel aan twee of meer straten paalt, zal de grootste perceellengte langs een van die straten als grondslag van de belastingberekening in aanmerking komen. Indien het een hoekperceel betreft, wordt de grootste van de perceellengten in aanmerking genomen, vermeerderd met de helft van de afgesneden of afgeronde hoek.
§3. De bedragen, vermeld in §1 zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemmen overeen met de index van november 2008. Ze worden jaarlijks op 01 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat.
Art. 6. - Van de activeringsheffing zijn vrijgesteld, in afwijking van het grond- en pandendecreet en enkel in dit reglement van toepassing:
Art. 7. - De activeringsheffing wordt niet geheven op bouwgronden en kavels die tijdens het heffingsjaar niet voor bebouwing kunnen worden bestemd:
Art. 8. - Een vrijstelling wordt verleend aan de houders van een in laatste administratieve aanleg verleende verkavelingsvergunning of een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden en dit gedurende vijf jaren, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de afgifte van de vergunning in laatste administratieve aanleg, respectievelijk, wanneer de verkaveling werken omvat, vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van afgifte van het attest, vermeld in art. 4.2.16 §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, desgevallend voor die fase van de verkavelingsvergunning waarvoor het attest wordt verleend.
Art. 9. - Benevens de vrijstellingen, verleend bij of krachtens deze afdeling, geldt onverkort de algemene onbelastbaarheid van de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies en de gemeenten voor wat betreft goederen van het openbaar domein en van goederen van het privaat domein die voor een dienst van openbaar nut worden aangewend.
Art. 10. - De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen.
Art. 11. - Het belastingkohier wordt vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 12. - De belasting is betaalbaar binnen de twee maanden na verzending van het aanslagbiljet.
De verwijlintresten zullen worden toegepast en berekend overeenkomstig de regelen, geldend voor de directe rijksbelastingen.
Art. 13. - De belastingschuldige kan een bezwaar tegen deze belasting indienen bij het college van burgemeester en schepenen van de gemeente.
Het bezwaar moet, schriftelijk worden ingediend en worden gemotiveerd.
De indiening moet, op straffe van verval, gebeuren binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
Overeenkomstig artikel 3.6.0.0.1. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, kan de belastingschuldige bij een materiële vergissing ontheffing aanvragen binnen vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting is gevestigd - zie hoofdstuk 6 van Vlaamse Codex Fiscaliteit.
Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstbewijs afgegeven, binnen vijftien dagen na de indiening ervan.
Art. 14. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen en wijzigingen;
Gelet op het toenemend aantal tweede verblijven op het grondgebied van de gemeente;
Gelet op de lasten hieruit voortspruitend voor de gemeente;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het voorstel van de intergemeentelijke woondienst;
Overwegende dat met de invoer van de leegstandsheffing, de heffing van de tweede verblijven dient geactualiseerd te worden;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Er wordt voor het aanslagjaar 2022 een directe gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.
Art. 2. - Als tweede verblijf wordt beschouwd, elke private woongelegenheid die niet het hoofdverblijf vormt van de eigenaar of de huurder, maar die wel op elk moment door hem kan worden bewoond. Tweede verblijven zijn landhuizen, bungalows, appartementen, weekendhuisjes, optrekjes en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans, die al of niet ingeschreven zijn in de kadastrale legger.
§1. Als tweede verblijf wordt niet beschouwd:
§2. De opsporing en vaststelling van tweede verblijven gebeurt door de bevoegde ambtenaar van de gemeente, aangesteld door het college van burgemeester en schepenen. De opsporing kan tevens gebeuren door een personeelslid, aangesteld door het college van burgemeester en schepenen, van de intergemeentelijke woondienst regio Roeselare.
De bevoegde ambtenaren van de gemeente zijn gemachtigd de huidige toestand ter plaatse vast te stellen.
Art. 3. - De belasting valt ten laste van diegene die, op 1 januari van het aanslagjaar, gebruiker of zakelijk gerechtigde is van de woning die opgenomen is als tweede verblijf.
Art. 4. - De belasting wordt vastgesteld op € 400.
Art. 5. - De belasting wordt ingevorderd bij middel van een kohier, dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.
Art. 6. - De belasting moet betaald worden binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet.
Art. 7. - De belastingschuldige kan bezwaar indienen bij het college van burgemeester en schepenen tegen deze belasting volgens de modaliteiten van het decreet van 30 mei 2008.
Art. 8. - Deze verordening wordt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur toegezonden.
Art. 9. - Deze verordening treedt in voege op 1 januari 2022.
Gelet op het gemeentelijk reglement houdende inname openbaar domein goedgekeurd in de gemeenteraad van 25 juni 2015;
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Overwegende dat door de inname van openbaar domein er enige hinder kan ontstaan;
Overwegende dat het wenselijk is voor een vaste standplaats van frituren, viskramen, werfketen/kranen/containers/verkoopsautomaten een afzonderlijk plaatsrecht te bepalen;
Overwegende dat het billijk lijkt om een onderscheid te maken in prijs tussen verkoopkramen die de gemeentelijke foorkasten gebruiken en diegenen die deze niet gebruiken;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2022 tot 31 december 2022 zal een plaatsrecht
Wanneer vastgesteld wordt dat de inname openbaar domein werd ingenomen zonder voorafgaande vergunning, wordt dit bestraft met een administratieve sanctie, zoals voorzien in de zonale politieverordening.
Art. 2. - De betaling van de verschuldigde retributie geschiedt aan de financieel beheerder als volgt:
a. Op 1 januari € 1.250 en op 1 juli € 1.250 voor de frituren;
b. En c. en e. per kwartaal voor de kramen en verkoopsautomaten;
d. Telkens bij beëindiging van de inname voor containers/keten/kranen/afsluitingen.
Art. 3. - De retributie wordt betaald binnen de dertig dagen vanaf verzending van de factuur.
Art. 4. - Afschrift van deze beslissing zal worden overgemaakt aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur.
Gelet op de omzendbrief ABB 2019/2;
Gelet op artikel 464/1, 2° WIB;
Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten;
Gelet op artikelen 2.6.1.0.1 tot en met 2.6.7.7.1 en artikelen 3.1.0.0.4, §2 Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Art. 1. - Voor het aanslagjaar 2022, ingaande op 1 januari 2022 en voor een termijn van één jaar, eindigend op 31 december 2022, worden 50 opcentiemen geheven op de heffing van het Vlaamse gewest ter bestrijding van leegstaande en verwaarlozing van bedrijfsruimten.
Art. 2. - De gemeente doet een beroep op de medewerking van het agentschap Vlaamse Belastingdienst voor de inning van deze opcentiemen.
Art. 3. - Deze verordening wordt binnen de maand die volgt op de inwerkingtreding ervan bij aangetekende brief bezorgd aan Agentschap Vlaamse Belastingdienst, Leegstandsheffing Bedrijfsruimten, Koning Albert II laan 35 bus 62, 1030 Brussel.
Art. 4. - Indien geen bezwaren worden ingediend gedurende het onderzoek de commodo et incommodo, dan zal deze verordening als definitief aanzien, aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur worden overgemaakt.
Gelet op het decreet lokaal bestuur, meer bepaald de artikelen 40, 41, 286, 288;
Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie – en gemeentebelastingen en latere wijzigingen;
Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning met latere wijzigingen en haar bijlagen;
Gelet op de financiële toestand van de gemeente;
Gelet op het proces-verbaal de commodo et incommodo waaruit blijkt dat geen bezwaren werden ingediend;
Art. 1. - Belastbaar feit
§1. Er wordt voor het aanslagjaar 2022 een gemeentebelasting gevestigd op de meldingen en aanvragen bedoeld in het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
§2. Er wordt voor het aanslagjaar 2022 ook een gemeentebelasting gevestigd op aanvragen tot inlichtingen die enig opzoekingswerk vereisen zoals opgesomd onder artikel 3.
Art. 2. - Belastingplichtige
De belasting is verschuldigd door de aanvrager van de inlichtingen, de vergunning of de melding en bij gebreke daarvan de vergunninghouder of exploitant.
Art. 3. - Bedrag van de heffing voor inlichtingen met enig opzoekingswerk
§1. Er wordt een belasting gevestigd op de aanvragen van volgende inlichtingen die enig opzoekingswerk vereisen:
Alle vereiste vastgoedinformatie en/of milieu – informatie betreffende één volledig dossier | € 60 |
Uittreksel uit het plannenregister of het vergunningenregister betreffende één volledig dossier | € 50 |
Informatie inzake bodemonderzoek en – sanering | € 30 |
Informatie voor het opstellen van MER – rapport | € 75 |
§2. In uitvoering van bovenstaande wordt onder één volledig dossier verstaan: alle noodzakelijke informatie betreffende één perceel of verschillende percelen, op voorwaarde dat deze aan elkaar grenzen zonder onderbreking en dat deze in handen zijn van dezelfde eigenaar(s).
Art. 4. - Bedrag van de heffing voor meldingen en aanvragen bedoeld in het decreet betreffende de omgevingsvergunning, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening of het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid.
Art. 4.1. - Belasting per dossiertype
Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belastingen die worden gevestigd op de meldingen en aanvragen bedoeld in:
Gemeente is |
Vlaamse Overheid of Provincie West–Vlaanderen is vergunning-verlenende overheid |
|
Melding van
|
|
|
Aanvraag vergunning via de eenvoudige
Bijkomend vast recht per bijkomende |
|
|
Aanvraag vergunning via de gewone procedure
Bijkomend vast recht per bijkomende |
+ € 25 |
|
Aanvraag tot het verkavelen van gronden Bijkomend vast recht per lot opgenomen in |
€ 150 + € 25/lot |
|
Aanvraag tot het bijstellen van de Bijkomend vast recht per lot opgenomen in |
€150 |
|
Aanvraag tot omzetting milieuvergunning naar permanente omgevingsvergunning | € 100 | |
Omzetting van omgevingsvergunning na klasseverhoging door wijziging van de indelingslijst |
€ 50 | |
Melding van de overdracht van de vergunning voor een ingedeelde inrichting of activiteit |
€ 50 | |
Aanvraag van een stedenbouwkundig attest | € 50 | |
Aanvraag van een planologisch attest | € 250 | € 250 |
Aanvraag voor het organiseren van een projectvergadering | € 100 | |
Aanvraag voor het bijstellen van milieuvoorwaarden | € 150 |
Art. 4.2. - Bijkomende belasting per procedurestap
Indien onderstaande opdrachten moeten worden uitgevoerd binnen een bepaalde procedure, worden de bedragen die vermeld zijn onder art. 4.1 verhoogd per bijkomende procedurestap:
Digitaliseren van analoog ingediende dossiers | € 75 |
Administratieve lus of hernemen van procedurestap naar aanleiding van adviezen of opmerkingen geformuleerd tijdens het openbaar onderzoek of naar aanleiding van een fout of wijziging in hoofde van de aanvrager |
€ 30 |
Organiseren van een informatievergadering | € 100 |
Art. 5. - Vrijstellingen
Er is vrijstelling van belasting voor:
Art. 6. - Invordering
Het bedrag moet uiterlijk 1 maand na verzending van het betalingsverzoek worden betaald. Indien het bedrag niet wordt betaald binnen de vooropgestelde termijn, wordt de belasting ingevorderd door middel van een kohier overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging en de invordering van de provincie- en gemeentebelastingen en later wijzigingen.
Art. 7. - Bezwaar
§1. De belastingschuldige kan tegen de belasting een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen. Het bezwaarschrift moet schriftelijk ingediend, gemotiveerd en ondertekend zijn. Als de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger wil uitgenodigd worden op de hoorzitting moet dit in het bezwaarschrift worden gevraagd.
§2. De indiening moet gebeuren binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de datum van de contante inning.
§3. Van het bezwaarschrift wordt een ontvangstmelding verstuurd, binnen vijftien kalenderdagen na de indiening ervan.
Art. 8. - Bekendmaking
Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig art. 286 en 287 van het decreet lokaal bestuur en wordt verzonden aan de gouverneur overeenkomstig art. 330 van het decreet lokaal bestuur.
Gelet op het decreet lokaal bestuur;
Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid en meer bepaald artikel 68 § 1 dat bepaalt dat de gemeentelijke dotatie wordt ingeschreven in de uitgaven van elke gemeentebegroting;
Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de Civiele Veiligheid en meer bepaald artikel 68 § 2 dat bepaalt: ‘de dotaties van de gemeenten van de zone worden jaarlijks vastgelegd door de raad op basis van een akkoord, bereikt tussen de verschillende betrokken gemeenteraden. Het akkoord wordt bereikt ten laatste op 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de dotatie bestemd is. …’
Overwegende dat deze financiële verdeelsleutel opnieuw werd bevestigd door de zoneraad in zitting van 26 oktober 2021 m.b.t. de opmaak van het budget voor 2022;
Overwegende dat de totale exploitatietoelage van de gemeenten voor 2022 € 7.373.874,00, de totale investeringstoelage voor 2022 € 1.605.000,00 en de totale gemeentelijk gezamenlijke toelage € 8.978.874 bedraagt;
Overwegende dat de gemeente Moorslede conform het Koninklijk Besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones, wordt ingedeeld in hulpverleningszone 2 West-Vlaanderen (verder Zone Midwest genoemd);
Overwegende dat Zone Midwest in zitting van de prezoneraad op 27 mei 2014 een akkoord bereikte m.b.t. de financiële verdeelsleutel die de dotatie bepaalt van elke gemeente aan de Zone Midwest; na diverse infosessies aan schepenen, raadsleden, financieel beheerders en secretarissen werd de financiële verdeelsleutel herbevestigd tijdens de prezoneraad op 24 juni 2014;
Art. 1. - De gemeenteraad neemt akte van de financiële verdeelsleutel die de jaarlijkse bijdrage van elke gemeente aan de Zone Midwest vastlegt en die door de zoneraad in zitting van 26 oktober 2021 voor de begroting 2022 werd herbevestigd.
Art. 2. - De gemeenteraad gaat akkoord met de exploitatietoelage aan de Zone Midwest voor 2022 die in de onderstaande tabel wordt weergegeven:
Gemeente |
Dotatie 2022 (in euro) |
Ardooie |
€ 268 254,50 |
Hooglede |
€ 302 293,50 |
Ingelmunster |
€ 220 018,50 |
Izegem |
€ 779 627,50 |
Lichtervelde |
€ 244 217,00 |
Meulebeke |
€ 272 729,50 |
Moorslede |
€ 294 529,00 |
Pittem |
€ 211 597,00 |
Roeselare |
€ 3 081 814,50 |
Ruiselede |
€ 111 795,50 |
Staden |
€ 301 505,50 |
Tielt |
€ 542 088,50 |
Wingene |
€ 378 186,50 |
Dentergem |
€ 184 938,50 |
Oostrozebeke |
€ 180 278,50 |
Totaal |
€ 7 373 874,00 |
Art. 3. - De gemeenteraad gaat akkoord met de investeringstoelage aan de Zone Midwest voor 2022 die in de onderstaande tabel wordt weergegeven:
Gemeente |
Dotatie 2022 (in euro) |
Ardooie |
€ 63.397,50 |
Hooglede |
€ 68.533,50 |
Ingelmunster |
€ 68.533,50 |
Izegem |
€ 184.093,50 |
Lichtervelde |
€ 52.965,00 |
Meulebeke |
€ 70.780,50 |
Moorslede |
€ 64.842,00 |
Pittem |
€ 49.755,00 |
Roeselare |
€ 549.712,50 |
Ruiselede |
€ 33.223,50 |
Staden |
€ 71.422,50 |
Tielt |
€ 148.462,50 |
Wingene |
€ 90.361,50 |
Dentergem |
€ 45.100,50 |
Oostrozebeke |
€ 43.816,50 |
Totaal |
€ 1.605.000,00 |
Art. 4. - Een afschrift van dit besluit wordt overgemaakt aan de voorzitter van de zoneraad van Zone Midwest, Kwadestraat 159 te 8800 Roeselare.
Art. 5. - In uitvoering van artikel 252 § 1 van het Gemeentedecreet wordt binnen de 20 dagen na het nemen van dit besluit, deze beslissing ter kennis gebracht van de provinciegouverneur.
De Vlaamse Regering heeft de verplichte inning van de gemeentebelasting voor VVB-vervoer geschorst voor 2020, door de verlenging van de civiele noodsituatie in het besluit van de Vlaamse regering van 26 februari 2021 is deze maatregel ook van toepassing in 2021. De gemeente heeft hierdoor de vrijheid om die specifieke belasting te schrappen.
De gemeente Moorslede heeft geen eigen belastingreglement betreffende de 'verhuur voertuig met bestuurder' maar dient wel de bovengemeentelijke wetgeving, met name het decreet personenvervoer, toe te passen.
Het decreet van 17 juli 2020 dat door de verlenging van civiele noodsituatie nog steeds van toepassing is voor 2021.
Het ramingsbedrag van € 657 op budgetcode 0020-00/7341500 werd voor 2021 herleid naar nul.
Deze maatregel is bedoeld om aan de gemeenten de mogelijkheid te geven om, als ruggensteun in deze corona-periode, de bedoelde belastingplichtigen financieel tegemoet te komen.
Art. 1. - De VVB-belasting voor 2021 dient niet geïnd te worden.
In zitting van 19 december 2019 stelde de gemeenteraad het meerjarenplan 2020-2025 vast;
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 tot uitvoering van artikel 190 van het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
Besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale (en de provinciale) besturen, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 7 september 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningen-stelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale (en de provinciale (ing. MB 12 september 2018, art. 1, I: 1 januari 2020)) besturen, het laatst gewijzigd bij ministerieel besluit van 12 september 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Omzendbrief KBBJ/ABB-2020/3 van 18 september 2020 over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus;
Gunstig advies van het managementteam van 8 november 2021 ;
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur reikt oplossingen aan om een echt geïntegreerd lokaal sociaal beleid mogelijk te maken, met respect voor de verschillende rechtspersonen, die erbij betrokken zijn. Daaruit volgt dat de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) een gezamenlijk meerjarenplan opstellen, dat door beide raden wordt vastgesteld.
Op die manier kan een geïntegreerd lokaal sociaal beleid maximaal worden gerealiseerd: beide rechtspersonen hebben samen één doelstellingenboom, waarbij de doelstellingen van het OCMW en die van de gemeente vervlochten zijn. Ook het financiële evenwicht wordt beoordeeld voor de gemeente en het OCMW samen.
Omdat elke rechtspersoon voor de eigen verplichtingen en verbintenissen blijft instaan, blijft in het meerjarenplan een duidelijk onderscheid bestaan tussen de kredieten van de gemeente en die van het OCMW. Dat komt tot uiting in het schema met het overzicht van de kredieten, waarin de kredieten voor de gemeente en het OCMW apart worden opgenomen.
Het vroegere jaarlijkse budget is voortaan geïntegreerd in het meerjarenplan. In het meerjarenplan van de gemeente en het OCMW worden afzonderlijke kredieten per rechtspersoon ingeschreven. De gemeente en het OCMW blijven immers twee afzonderlijke budgettaire entiteiten. De kredieten worden duidelijk toegewezen aan elke rechtspersoon afzonderlijk, ook al wordt het beleid van beide als één geheel voorgesteld.
De gemeente en het OCMW hebben een geïntegreerd meerjarenplan maar hebben wel nog hun eigen bevoegdheid voor de vaststelling ervan. Zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn moet eerst zijn eigen deel van het meerjarenplan vaststellen. Daarna kan de gemeenteraad het deel van het meerjarenplan dat de raad voor maatschappelijk welzijn heeft vastgesteld, goedkeuren, waardoor het meerjarenplan definitief is vastgesteld. De goedkeuring van de gemeenteraad is nodig omdat de gemeente de financiële gevolgen moet dragen van de keuzes die de raad voor maatschappelijk welzijn maakt.
Die besluitvorming kan het best als volgt verlopen:
Overwegende de bespreking in de Raad voor maatschappelijk welzijn;
Art. 1. - De vaststelling wijziging meerjarenplan 2020-2025 (MJPA2) gemeente bestaande uit de strategische nota, het financieel doelstellingenplan en de staat van het financieel evenwicht wordt goedgekeurd.
Volgens het DLB dient de gemeenteraad het deel van het meerjarenplan 2020-2025 van het OCMW goed te keuren;
Decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2019 tot uitvoering van artikel 190 van het decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);
Besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale (en de provinciale) besturen, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 7 september 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 2018 over de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningen-stelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale (en de provinciale (ing. MB 12 september 2018, art. 1, I: 1 januari 2020)) besturen, het laatst gewijzigd bij ministerieel besluit van 12 september 2018 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 26 juni 2018 tot vaststelling van de modellen en de nadere voorschriften van de beleidsrapporten, de rekeningenstelsels en de digitale rapportering van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen;
Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 19 december 2019 betreffende meerjarenplan 2020-2025 van het OCMW: vaststellen;
Besluit van de raad voor maatschappelijk welzijn van 19 november 2020 betreffende wijziging meerjarenplan 2020-2025: vaststellen;
Omzendbrief KBBJ/ABB-2020/3 van 18 september 2020 over de aanpassing van de meerjarenplannen 2020-2025 van de lokale en provinciale besturen volgens de beleids- en beheerscyclus;
Gunstig advies van het managementteam van 8 november 2021 ;
Het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur reikt oplossingen aan om een echt geïntegreerd lokaal sociaal beleid mogelijk te maken, met respect voor de verschillende rechtspersonen, die erbij betrokken zijn. Daaruit volgt dat de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn (OCMW) een gezamenlijk meerjarenplan opstellen, dat door beide raden wordt vastgesteld.
Op die manier kan een geïntegreerd lokaal sociaal beleid maximaal worden gerealiseerd: beide rechtspersonen hebben samen één doelstellingenboom, waarbij de doelstellingen van het OCMW en die van de gemeente vervlochten zijn. Ook het financiële evenwicht wordt beoordeeld voor de gemeente en het OCMW samen.
Omdat elke rechtspersoon voor de eigen verplichtingen en verbintenissen blijft instaan, blijft in het meerjarenplan een duidelijk onderscheid bestaan tussen de kredieten van de gemeente en die van het OCMW. Dat komt tot uiting in het schema met het overzicht van de kredieten, waarin de kredieten voor de gemeente en het OCMW apart worden opgenomen.
Het vroegere jaarlijkse budget is voortaan geïntegreerd in het meerjarenplan. De ramingen, die het bestuur voor het boekjaar 2020 in het meerjarenplan 2020-2025 inschrijft voor de exploitatie, de investeringen en de financiering, omvatten ook de kredieten voor dat jaar. In het meerjarenplan van de gemeente en het OCMW worden afzonderlijke kredieten per rechtspersoon ingeschreven. De gemeente en het OCMW blijven immers twee afzonderlijke budgettaire entiteiten. De kredieten worden duidelijk toegewezen aan elke rechtspersoon afzonderlijk, ook al wordt het beleid van beide als één geheel voorgesteld.
De gemeente en het OCMW hebben een geïntegreerd meerjarenplan maar hebben wel nog hun eigen bevoegdheid voor de vaststelling ervan. Zowel de gemeenteraad als de raad voor maatschappelijk welzijn moet eerst zijn eigen deel van het meerjarenplan vaststellen. Daarna kan de gemeenteraad het deel van het meerjarenplan dat de raad voor maatschappelijk welzijn heeft vastgesteld, goedkeuren, waardoor het meerjarenplan definitief is vastgesteld. De goedkeuring van de gemeenteraad is nodig omdat de gemeente de financiële gevolgen moet dragen van de keuzes die de raad voor maatschappelijk welzijn maakt.
Die besluitvorming kan het best als volgt verlopen:
Gelet op de bespreking in de Raad voor maatschappelijk welzijn;
Art. 1.- De wijziging van het meerjarenplan 2020-2025 (MJPA2) van het OCMW, bestaande uit de strategische nota, het financieel doelstellingenplan en de staat van het financieel evenwicht wordt goedgekeurd.
Naar aanleiding van het gewijzigd meerjarenplan zijn een aantal nominatieve subsidies van 2021 t.o.v. het initieel bedrag gewijzigd. Daarnaast vermeldt het gewijzigd meerjarenplan 2020-2025 ook de nominatieve subsidies van 2022.
Artikel 41, 23° van het decreet lokaal bestuur op grond waarvan de gemeenteraad bevoegd is voor het vaststellen van subsidiereglementen en het toekennen van nominatieve subsidies.
De lijst van nominatieve subsidies bevatten de budgetcodes die overeenkomen met de voorzieningen in het recentste meerjarenplan van de gemeente.
Jaarlijks wordt een lijst opgemaakt van nominatieve subsidies aan verenigingen, andere overheden, kerkfabrieken, etc. Deze subsidies kunnen exploitatie- of investeringstoelagen zijn. Nominatief betekent dit dat deze subsidies niet onderworpen zijn aan een gemeentelijk subsidiereglement.
De lijst met nominatieve subsidies is vanaf 2020 geen onderdeel meer van het meerjarenplan, maar het spreekt voor zich dat de bijhorende kredieten wel reeds voorzien zijn in het beleidsrapport.
Art. 1. - De gemeenteraad stelt de lijst van nominatieve subsidies 2021 (gewijzigd) en 2022 - deel gemeente - vast. Hiervoor wordt verwezen naar de bijlage.
Op de politieraad van 10 juni werd gunstig advies verleend om de bestaande zonale politieverordening aan te passen en deze voortaan als zonale verordening Openbare Orde te benoemen.
Vanuit de politiezone Arro Ieper wordt verzocht om deze aanpassing voor te leggen ter goedkeuring.
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad, in zitting van 18 februari 2016, houdende goedkeuring zonale politieverordening PZ Arro Ieper;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad, in zitting van 7 september 2017, houdende goedkeuring tot aanpassingen zonale politieverordening PZ Arro Ieper;
Overwegende dat deze verordening de openbare order regelt op het grondgebied van de gemeente Moorslede, namelijk alle handelingen, gedragingen of nalaten ervan met betrekking tot de openbare veiligheid, gezondheid, hygiëne en rust, zowel op het openbaar als op privaat domein va de overheden, langs openbare wegen en plaatsen, in openbare gebouwen als op of in private eigendommen met enige openbare weerslag of openbaar karakter;
Gelet op artikel 119 van de gemeentewet;
Gelet op de artikels 21, 40, 286 en 288 van het decreet lokaal bestuur;
Op de politieraad van 10 juni 2021 werd een gunstig advies verleend om de bestaande zonale politieverordening aan te passen en deze voortaan te benoemen als zonale verordening Openbare Orde;
De herwerkte zonale verordening Openbare Orde bevat volgende reeks voorstellen tot wijzigingen. De ene zijn eerder tekstuele aanpassingen, de andere zijn eerder inhoudelijk.
Een beperkt overzicht van de belangrijkste wijzigingen wordt hierna gegeven:
Art. 1. - De raad keurt de aangepaste zonale verordening Openbare Orde goed.
Art. 2. - Deze aangepaste zonale verordening treedt in werking vanaf 1 december 2021.
Art. 3. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan de politiezone Arro Ieper.
De vraag naar een of andere vorm van fietsmobiliteit klinkt luid bij zowel de besturen als de personeelsleden. Fietsmobiliteit aanmoedigen past in het actieplan van de Vlaamse Regering en het lokaal bestuur Moorslede tegen de files en voor een groenere mobiliteit en economie. Als lokaal bestuur willen we het fietsen ook promoten om een veiligere en gezondere leefomgeving te kunnen ontwikkelen. Inzetten op fietsmobiliteit is ook een troef bij het aantrekken van personeel.
Er dient een bijlage te worden toegevoegd aan het arbeidsreglement, namelijk de fietspolicy. Deze policy verduidelijkt de rechten en plichten van elke medewerker, alsook de praktische uitwerking van het fietsleasesysteem.
Gelet op de beslissingen van de gemeenteraad, in zitting van 3 oktober 2017, 12 september 2019 en 27 mei 2021, houdende goedkeuring aanpassing arbeidsreglement gemeentepersoneel;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2012 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel;
Gelet op het advies van het bijzonder onderhandelingscomité;
Art. 1. - De gemeenteraad keurt de toevoeging van de bijlage 'fietspolicy' aan het arbeidsreglement goed met ingang van 1 december 2021.
Overwegende dat een update van de bestaande rechtspositieregeling noodzakelijk is voor de implementatie van de fietslease;
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad, in zitting van 27 mei 2021, houdende de laatste goedkeuring van de rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 november 2012 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 houdende de minimale voorwaarden voor de personeelsformatie, de rechtspositieregeling en het mandaatstelsel van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel;
Gelet op art. 186 decreet lokaal bestuur;
Gelet op het advies van het bijzonder onderhandelingscomité;
Art. 1. - De gemeenteraad keurt de wijziging van de rechtspositieregeling goed.
Art. 2. - Deze beslissing treedt in voege met ingang van 1 december 2021.
Overwegende dat er een aantal aanvulling zijn op de oorspronkelijke samenwerkingsovereenkomst buurtdienst 'buurt en co vzw' 2020-2025 en dat hiervoor een addendum werd opgesteld.
Gelet op de beslissing van de gemeenteraad van 19 december 2019;
Gelet op art 40 en 41 DLB;
Art.1. - de Raad keurt het addendum 1 bij de samenwerkingsovereenkomst buurtdienst buurt en co vzw 2020-2025 als volgt goed:
Omschrijving Dienst van Algemeen Economisch Belang (DAEB) en modaliteiten
Aanvullend op de overeenkomst van 19 december 2019 belast gemeente Moorslede Buurt en co vzw met bijkomende diensten van algemeen economisch belang op haar grondgebied
1. Uitbating Buurtdienst Moorslede
Deze dienst en voorwaarden werden beschreven in de overeenkomst van 19 december 2019. Alle afspraken en modaliteiten blijven behouden. De dienstverlening wordt uitgebreid met aanvullend omgevingsonderhoud.
De gemeente Moorslede belast Buurt en co vzw met het uitvoeren van de volgende diensten van algemeen economisch belang op haar grondgebied. Deze taken worden na aansturing of op afroep van de gemeente uitgevoerd.
Hiervoor worden 1.200 uren geraamd op jaarbasis of 1 VTE doelgroepmedewerker lokale diensteneconomie, aangevuld met arbeidszorgmedewerkers of tijdelijke werkervaring.
De dienstverlening is niet overdraagbaar.
Gemeente Moorslede kent verder geen uitsluitende of bijzondere rechten toe aan Buurt en co vzw.
Duur
Dit addendum wordt voor een periode afgesloten voor taken uitgevoerd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021. Na positieve evaluatie wordt dit addendum stilzwijgend verlengd tot 31 december 2022.
De overeenkomst is door elke partij opzegbaar met inachtneming van een opzegperiode van 3 maanden. Elke partij kan met een aangetekend schrijven de overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigen als de contractvoorwaarden niet nageleefd worden.
Financiering
De financiering van de dienstverlening gebeurt met toepassing van het Besluit van de EU Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.
De bijkomende compensatie van dit addendum wordt toegevoegd aan de jaarlijkse uitbetaling van 70% voorschot en 30% na inhoudelijke en financiële evaluatie en controle op overcompensatie van het voorbije jaar (periode 1 januari tot 31 december). Voor het jaar 2021 wordt het voorschot uitbetaald na goedkeuring van dit addendum.
Art. 2 - Afschrift van dit besluit wordt overgemaakt aan de betrokken partijen en diensten.
Gelet op artikel 41 decreet lokaal bestuur;
Overwegende dat de eigenaars van de wegenis, gelegen in een verkaveling aan de Nieuwstraat en Roeselaarsestraat, kadastraal gekend 1ste afdeling Moorslede, sectie A, volgens titel deel van nummer 219/E P0000 en volgens recent kadastraal uittreksel nummers 1829/M P0000 en 1845/H/3 P0000, met een totale oppervlakte van 40a 52ca, kosteloos wensen af te staan aan de gemeente met het oog op inlijving in het openbaar domein;
Raadslid Ward Gillis betreurt dat er geen plan aanwezig is in het dossier.
Art. 1. - De kosteloze grondafstand vanwege de eigenaars van de wegenis, gelegen in de verkaveling aan de Nieuwstraat en Roeselaarsestraat, kadastraal gekend 1ste afdeling Moorslede, sectie A, volgens titel deel van nummer 219/E P0000 en volgens recent kadastraal uittreksel nummers 1829/M P0000 en 1845/H/3 P0000, met een totale oppervlakte van 40a 52ca, wordt goedgekeurd.
Art. 2. - Bovengenoemde kosteloze grondafstand wordt gedaan met het oog op de inlijving in het openbaar domein.
Art. 3. - Afschrift van deze beslissing wordt overgemaakt aan Notariskantoor Bernard Loontjes, Izegem voor verder gevolg.
Gelet op het feit dat de Gemeente Moorslede aangesloten is bij de MIROM, Milieuzorg Roeselare en Menen;
Gelet op het decreet d.d. 22 december 2017 houdende de intergemeentelijke samenwerking, meer bepaald op artikel 432 DLB, dat bepaalt: “De vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger wordt herhaald voor elke algemene vergadering.”;
Gelet dat cfr. Art. 432 DLB, aldus:
Gelet op de uitnodiging van 19 oktober 2021 van MIROM tot de (digitale) Buitengewone Algemene Vergadering van 14 december 2021 om 18u met volgende agenda :
Art. 1. - Zijn goedkeuring te verlenen aan de punten vermeld op de agenda, waarover een beslissing moet genomen worden.
Art. 2. - De in zitting van 31 januari 2019 aangeduide vertegenwoordigers van de gemeente worden opgedragen hun stemgedrag af te stemmen op de beslissingen genomen in dit raadsbesluit en als dusdanig de punten op de agenda van de buitengewone algemene vergadering van 14 december 2021 van MIROM goed te keuren.
Art. 3. - Het college van burgemeester en schepenen te belasten met de uitvoering van de hierbij genomen beslissing en onder meer kennisgeving hiervan te berichten aan MIROM.
Gelet op het feit dat de gemeente aangesloten is bij de Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen;
Gelet op het decreet van 06 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, meer bepaald op artikel 44,3° lid, dat bepaalt: “De benoemingsprocedure met de vaststelling van het mandaat van de vertegenwoordiger wordt herhaald voor elke algemene vergadering”;
Gelet op art. 79§2, derde lid, dat stipuleert dat “de bestaande verenigingen van gemeenten bij de inwerkingtreding van dit decreet onmiddellijk onderworpen zijn o.m. aan art. 44”;
Gelet dat het decreet van 03 juli 2001, gepubliceerd werd in het B.S. van 31 oktober 2001 en cfr. art. 79§1 van hetzelfde decreet in werking trad, tien dagen na deze publicatie in het B.S.;
Gelet dat cfr. art. 44,3° lid, aldus:
Gelet op het gemeentedecreet, meer bepaald artikel 43;
Gelet op decreet lokaal bestuur;
Gelet op het feit dat de gemeente aangesloten is bij de Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen;
Gelet op de uitnodiging met agenda van 14 oktober 2021 van de Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen tot de Buitengewone Algemene Vergadering van 15 december 2021 in verband met
Art. 1. - Zijn goedkeuring te verlenen aan de agenda.
Art. 2. - De in zitting van 31 januari 2019 aangeduide vertegenwoordigers van de gemeente worden opgedragen hun stemgedrag af te stemmen op de beslissingen genomen in dit raadsbesluit en als dusdanig de op de agenda van de Buitengewone Algemene Vergadering van 15 december 2021 van de Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen goed te keuren.
Art. 3. - Het college van burgemeester en schepenen te belasten met de uitvoering van de hierbij genomen beslissing en onder meer kennisgeving hiervan te verrichten aan de PSILON - Intergemeentelijke Vereniging voor Crematoriumbeheer in Zuid-West-Vlaanderen, Ambassadeur Baertlaan 5 te 8500 Kortrijk.
Gelet op het feit dat de gemeente Moorslede deelnemer is van de West-Vlaamse intercommunale - dienstverlenende vereniging, afgekort tot WVI;
Gelet op het decreet van het lokaal bestuur van 22 december 2017;
Gelet op de statuten van de WVI;
Gelet op de uitnodiging met agenda van 28 oktober 2021 van de WVI tot de buitengewone algemene vergadering van 15 december 2021 om 18.30 uur in verband met:
Gehoord het college van burgemeester en schepenen in zijn verslag;
Art. 1. - De agenda en elk van de afzonderlijke punten van de agenda van de buitengewone algemene vergadering van de dienstverlenende vereniging WVI die plaatsvindt op 15 december 2021 worden goedgekeurd:
Art. 2. - Aan de vertegenwoordiger van de gemeente Moorslede, houder van 4.734 aandelen, die zal deelnemen aan de buitengewone algemene vergadering van de dienstverlenende vereniging WVI die plaatsvindt op 15 december 2021 om 18.30 uur in OC Vondel, Dwarsstraat te 8760 Meulebeke, wordt het mandaat gegeven om:
Art. 3. - Het college van burgemeester en schepenen wordt belast met de uitvoering van de hierbij genomen beslissingen en deze over te maken aan de toezichthoudende overheid en er kennis van te geven aan WVI vóór de buitengewone algemene vergadering plaatsvindt.
Gelet op het feit dat de gemeente deelnemer is van de dienstverlenende vereniging Cipal (“Cipal”);
Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 (“DLB”) en in het bijzonder op art. 40 inzake de bevoegdheid van de gemeenteraad en inzake de intergemeentelijke samenwerking;
Gelet op de statuten van Cipal;
Gelet op de oproeping tot de Algemene Vergadering van Cipal van 16 december 2021 met de volgende agendapunten:
Gelet op de toelichtende nota van Cipal betreffende de agendapunten van deze Algemene Vergadering;
Gelet op de voorstellen van de Raad van Bestuur van Cipal,
Overwegende dat geen redenen voorhanden zijn om goedkeuring van de agendapunten te weigeren;
Art. 1. - Op basis van de bekomen documenten en de toelichtende nota worden de agendapunten van de Algemene Vergadering van Cipal van 16 december 2021, zoals overgemaakt per e-mail d.d. 3 november 2021, goedgekeurd.
Art. 2. - De vertegenwoordiger van de gemeente wordt gemandateerd om op de Algemene Vergadering van Cipal van 16 december 2021 te handelen en te beslissen conform dit besluit. Indien deze Algemene Vergadering niet geldig zou kunnen beraadslagen of indien deze Algemene Vergadering om welke reden dan ook zou worden verdaagd, dan blijft de vertegenwoordiger van de gemeente gemachtigd om deel te nemen aan elke volgende vergadering met dezelfde agenda.
Art. 3. - Het college van burgemeester en schepenen wordt gelast met de uitvoering van onderhavig besluit en in het bijzonder met het in kennis stellen daarvan aan Cipal.
Gelet op het feit dat de gemeente Moorslede aangesloten is bij TMVW ov;
Gelet op de statuten van TMVW ov;
Gelet op de bepalingen van het Decreet over het Lokaal Bestuur;
Gelet op de oproepingsbrief voor de buitengewone algemene vergadering van TMVW ov op 17 december 2021, waarin de agenda werd meegedeeld;
Art. 1. -De (gemeente)raad beslist goedkeuring te verlenen aan alle punten op de agenda van de buitengewone algemene vergadering TMVW ov van 17 december 2021 en de daarbij behorende documentatie nodig voor het onderzoek van de agendapunten:
Art. 2. - De raad draagt de aangeduide vertegenwoordiger(s)/plaatsvervangend vertegenwoordiger op om namens het bestuur alle akten en bescheiden met betrekking tot de buitengewone algemene vergadering van TMVW ov vastgesteld op 17 december 2021, te onderschrijven en haar/zijn (hun) stemgedrag af te stemmen op het in de beslissing van de (gemeente)raad van heden bepaalde standpunt met betrekking tot de agendapunten van voormelde buitengewone algemene vergadering.
Art. 3. - Een afschrift van dit besluit zal:
Gelet op het reglement van orde betreffende het goedkeuren van de notulen en het zittingsverslag der vorige vergadering, zijnde 21 oktober 2021;
Overwegende dat tijdens de zitting geen opmerkingen gemaakt werden;
De notulen en het zittingsverslag der vorige zitting worden goedgekeurd.
Vraag vanwege raadslid Nick Vandeginste aan schepen Jürgen Deceuninck:
Er is vraag of er een mogelijkheid is om bij één of meerdere banen een overdekking te plaatsen, zodat er ook bij slecht weer gespeeld kan worden.
In tijden waar we regelmatig geconfronteerd worden met coronagolven lijkt het wenselijk om bijkomend te investeren in buiteninfrastructuur waar mensen op een veilige en comfortabele manier kunnen sporten.
Namens Gemeenteraad,
Kristof Vander Stichele
Algemeen directeur
Pol Verhelle
Voorzitter